top of page

Zeespiegelstijging is een relatieve of absolute stijging van de zeespiegel. Absolute zeespiegelstijging is daadwerkelijke stijging. Relatieve stijging is de zeespiegelstijging ten opzichte van de bodemhoogte. Absolute zeespiegelstijging is dus een wereldwijd fenomeen, terwijl relatieve zeespiegelstijging vooral een lokaal/regionaal verschijnsel is. In (het westen van) Nederland is er sprake van bodemdaling. Als de zeespiegel stijgt terwijl de bodem daalt, is de relatieve stijging gro-ter dan de absolute stijging. Op sommige plaatsen in Scandinavië stijgt de bodem sneller dan de zeespiegel. Op die plaatsen daalt de relatieve zeespiegel terwijl de absolute zeespiegel stijgt.

Zeespiegel door de eeuwen heen

Onder meer uit grondboringen waarbij oude kustgebieden zijn terug te vinden,is gebleken dat de hoogte v.d.zeespiegel al-

tijd aan veranderingen onderhevig is geweest. Tot 25 duizend jaar geleden is de hoogte van de zeespiegel met redelijke zekerheid bekend. Tot 20 duizend jaar terug lag deze ongeveer 120 m lager dan tegenwoordig. Tussen 20 duizend jaar ge-leden en het einde van de laatste ijstijd (die het Holoceen inluidde) is een sterke stijging tot wel 10 mm per jaar zichtbaar. Daarna gaat de stijging aanmerkelijk langzamer met gemiddeld 0,1 à 0,2 mm per jaar. Het is moeilijk vast te stellen hoe groot de wereldwijde fluctuaties zijn in deze periode, maar niveauwisselingen tot 30 cm zijn niet uit te sluiten. Vanaf onge-veer 1850 is er echter weer een temperatuurstijging merkbaar waardoor de zeespiegel ongeveer 20 cm is gestegen. In de 20e eeuw steeg het zeeniveau met ongeveer 1,74 mm/jr, waarbij aangetekend moet worden dat de stijging in de tweede helft van de eeuw (1,45 mm/jr) lager was dan in de eerste helft (2.03 mm/jr) [1]. Zeespiegelstijging schattingen met be-hulp van satelliet hoogtemeting sinds 1993 zijn in het bereik van 2,9-3,4 mm / jaar. [2] [3] [4] [5]

Bepaling van zeespiegelstijging

Voor de komst van satellieten werden veranderingen in de zeespiegel vastgesteld met peilschalen. Hiermee kunnen alleen relatieve veranderingen worden bepaald. Om ook absolute veranderingen te meten zijn gegevens over bewegingen van het land nodig. Sinds omstreeks 1990 kunnen veranderingen in de hoogte van de zeespiegel nauwkeurig worden bepaald met be-hulp van satellieten zoals Envisat. Op basis van deze metingen en natuurkundige en geologische principes kunnen computer-

simulaties worden opgezet waarmee toekomstige veranderingen kunnen worden voorspeld.

Oorzaken

Opwarming van de aarde veroorzaakt een stijging van de zeespiegel volgens twee mechanismen:

*Water zet uit bij verwarming en daardoor stijgt automatisch de zeespiegel; gegeven de gemiddelde oceaandiepte van 3790 meter betekent dit per graad Celsius minder dan een meter niveaustijging. 

*Door het afsmelten van landijs komt er meer water in de oceanen; al het ijs op Groenland verdeeld over de oceanen zou bijvoorbeeld goed zijn voor 7 meter water; een theoretische situatie waarbij al het ijs op Antarctica zou smelten, zou een stijging van 61 meter geven.[6] De werkelijke jaarlijkse bijdrage van het smelten van ijs op Groenland aan de zeespiegel-stijging is echter klein: zo'n 0,1 mm.[7] Een niet te onderschatten neveneffect van het overvloedig oppompen van grond-water draagt ook bij tot het stijgen van de zeespiegel. Water dat zeer langdurig opgesloten heeft gezeten in diepe onder-grondse aquifers, wordt aangewend voor het bevloeien van akkers. Dit water verdampt deels, een ander deel vloeit af. Zo komt dit water in de bovengrondse waterkringloop en doet het watervolume in de oceanen ook stijgen. Anderzijds heeft het massaal aanleggen van stuwmeren een omgekeerd effect. Regenwater dat anders in de oceanen zou verdwijnen,wordt door stuwdammen op het land vastgehouden, zodat het watervolume in de oceanen vermindert. Als alle stuwmeren op aarde geleegd zouden worden, zou de zeespiegel met 3 cm stijgen.[8]

Diverse modellen

Over de hoogte van de zeespiegelstijging in het jaar 2100 lopen de meningen uiteen. Sommige modellen gaan uit van enkele decimeters, andere voorspellingen tonen stijgingen tot over twee meter. Het model van de IPCC (dat een toename van en-kele decimeters voorspelt) gaat ervan uit dat er nagenoeg geen netto bijdrage van het landijs van Groenland en Antarctica zal zijn aan de toekomstige zeespiegelstijging, op basis van het concept dat het landijs op Antarctica zal toenemen ten gevolge van een toename in sneeuwval. Waarnemingen tonen echter aan dat het landijs op Antarctica en Groenland over de laatste 20j. met een toenemende snelheid aan massa hebben verloren.[9] Laaggelegen rivierdelta's zoals Nederland en 

Bangladesh kunnen daarbij overstromen als er geen maatregelen worden getroffen. Bijkomend probleem voor het westen van Nederland is dat daar de bodem zakt met 5 cm per eeuw. Als gevolg van veranderingen in zeestromen kan er kustero-sie optreden waardoor in relatief korte tijd grote stukken land kunnen verdwijnen. In natuurgebieden zoals De Slufter op 

Texel en de Waddenzee waarin het getij grote invloed heeft op het leven, zal veel flora en fauna zich moeten aanpassen of vertrekken. De zwaarste klappen zullen vermoedelijk echter eerst vallen in ontwikkelingslanden, waar onvoldoende midde-len zijn om maatregelen te treffen.

Lokaal effect zwaartekracht

Ook regionaal zullen er verschillen zijn. Zo berekende de TU Delft en het KNMI in een gezamenlijke studie dat het smel-ten van de ijskap op Groenland in Nederland slechts voor 40% doorwerkt. Het smelten van de Antarctische ijskap werkt voor 120% door. Dit komt doordat de gigantische ijskappen zelf water aantrekken. De aantrekkingskracht is een gevolg van de enorme extra massa van een ijskap die een zwaartekrachteffect op de omgeving uitoefent.Hierdoor wordt het omrin-gende water door de ijskap aangetrokken waardoor rondom een verhoogde zeespiegel ontstaat. Hoe meer ijs, hoe groter het effect. Als de ijskap smelt wordt het niveau van het omringende water verlaagd. Omdat een grotere ijskap meer water aangetrokken heeft zal het effect bij afsmelten daarom ook groter zijn dan bij een kleinere ijskap. Aan het effect werd pas laat gedacht waardoor het nog weinig in modellen verwerkt is.

Maatregelen

Om de wereldwijde klimaatverandering als gevolg van het versterkte broeikaseffect in te dammen is in 1997 het Kyoto-

protocol opgesteld. Om Nederland tegen de gevolgen te beschermen is in 2010 het Deltaprogramma van start gegaan.

bottom of page