top of page

Europa ten opzichte van andere continenten

Europa is de naam van het werelddeel dat ten westen van Azië en ten noorden van Afrika ligt. Het wordt eveneens begrensd door de Noordelijke IJszee en de Atlantische Oceaan. Het telde in 2005 ongeveer 731 miljoen inwoners: circa 11% van de totale we-reldbevolking. Daarmee is het wat bevolking betreft het op drie na grootste continent (na achtereenvolgens Azië, Amerika en Afrika). Europa heeft sinds eeuwen een eigen culturele identiteit en alhoewel zijn cultuur veel te danken heeft aan andere cultu-ren en invloeden uit het Midden-Oosten en Azië bezit deze cultuur eigen kenmerken. De basis van deze cultuur wordt onder ande-re gevormd door een gemeenschappelijke culturele en religieuze erfenis afkomstig van de Grieks-Romeinse tijd, het christendom, de Renaissance, het 16e-eeuwse Humanisme, het politieke en wetenschappelijke denken van de Verlichting en de Franse Revolutie. Ook wordt Europa gekenmerkt door een rijke en dynamische materiële cultuur en de bloei van muziekbeeldhouw- en schilder-kunst. In alle Europese landen bestaat een leerplicht en hoewel dit in een aantal landen tot een schoolplicht heeft geleid wordt in de meeste landen zelfonderwijs toegestaan. Duitsland, Nederland en Griekenland zijn de enige landen waar de leerplicht letterlijk als een schoolplicht wordt gezien. Europa telt vele hogescholen, universiteiten, archieven en musea. De culturele erfenis van de koloniale periode die vele (maar niet alle) Europese landen bezitten maakt ook deel uit van de hedendaagse cultuur in Europa

Geografie

Omvang

Wat betreft oppervlakte is Europa het op één na kleinste werelddeel (na Australië). In totaal beslaat het een gebied van 10.400.000 km². In oost-westrichting zijn de uitersten IJsland en Nova Zembla, in noord-zuidrichting zijn dat Frans Jozef-land en Kreta, of eigenlijk het nog iets zuidelijker gelegen eilandje Gavdos, dat onder de bestuursregio Kreta valt. Het werelddeel kan worden verdeeld in drie hoofddelen: een 'romp' die ruwweg bestaat uit Russisch en Oekraïens gebied ten westen v.d.Oeral, en een Scandinavisch en een Europees schiereiland. Het schiereiland Europa, dat in het oosten begrensd wordt door de kortste ver-bindingslijn (van Kaliningrad tot Odessa) tussen de Oostzee en de Zwarte Zee, is iets groter dan het Arabisch Schiereiland, en vertakt op zijn beurt weer in kleinere schiereilanden zoals het Iberische (Spanje en Portugal), het Apennijnse (de 'laars' v. Ita-

lië), de Balkan (Griekenland) en Jutland (Denemarken).

Europa wordt in dit artikel gedefinieerd als:

Kenmerken

Europa heeft veel berggebieden, waaronder de Pyreneeën, de Alpen, de Karpaten, de Balkan en een deel van de Kaukasus. Al deze gebergtes maken deel uit van een keten van Tibet tot aan Noord-Afrika, die ontstond tijdens de Alpiene orogenese, toen de Afri-kaanse Plaat en de Indische Plaat op de Euraziatische plaat botsten. Het ontbrekende deel van de keten, tussen de Kaukasus en het Balkangebergte, is het Pontisch Gebergte in Noord-Anatolië. De enige huidige berggebieden in Europa die niet tijdens de Al-piene orogenese zijn ontstaan zijn het Scandinavisch Gebergte en de Oeral, op de oostgrens in Rusland. Het hoogste punt is de 

Elbroes (5642 m), nabij de grens van Georgië en Rusland in de Kaukasus. De Kaspische Zee ligt op 28m onder zeeniveau; het laag-ste bovengrondse punt van Europa bevindt zich in de bruinkoolmijn Hambach, 293m onder NAP. Tussen het bergachtige Scandi-

navisch Schiereiland in het noorden en de Alpen in het zuiden ligt het Midden-Europese Hoogland dat door de grote Europese Vlakte wordt omringd, zich uitstrekkend van de Atlantische kust van Frankrijk tot aan de Oeral. Een groot deel van deze vlakte (die door minder belangrijke berggroepen en heuvels wordt onderbroken) heeft vruchtbare landbouwgrond; in het oosten en het noorden zijn er enorme steppenbosmeren, en toendragebieden.

Indeling

Europa kan in de volgende geografische gebieden worden onderverdeeld:

Dit is echter geen universele onderverdeling en verschillende bronnen hanteren (soms sterk) verschillende indelingen.

Klimaat

Het klimaat van Europa loopt uiteen van subtropisch tot een poolklimaat. Het mediterraan klimaat in het zuiden is droog en warm. De westelijke en noordwestelijke delen hebben een mild, over het algemeen vochtig klimaat, dat door de wind vanuit de Atlanti-sche Oceaan wordt beïnvloed. In Midden- en Oost-Europa is het klimaat van een vochtig continentaal type, met koele zomers. Het klimaat is milder in vergelijking met andere gebieden op dezelfde breedtegraad door de invloed van de Golfstroom. De Golfstroom zorgt niet alleen voor warmer water langs de kusten van Europa, maar zorgt er ook voor dat de heersende westenwind wordt op-gewarmd. Daardoor is de gemiddelde jaartemperatuur in Napels 16 °C, terwijl die slechts 12 °C is in New York dat op nagenoeg dezelfde breedtegraad ligt. Berlijn en Calgary en Irkoetsk liggen ook op eenzelfde breedtegraad. De gemiddelde temperatuur in januari is echter ongeveer 8 °C hoger in Berlijn dan die in Calgary en bijna 22 °C hoger dan die in Irkoetsk.

Biodiversiteit

De aanwezigheid en activiteiten van de mens gedurende duizenden jaren hebben de Europese dieren en planten sterk beïnvloed. Met uitzondering van Fennoscandinavië, Noord-Rusland en diverse nationale parken zijn er op dit moment maar weinig gebieden van ongerepte wildernis in Europa. Waarschijnlijk was 80 tot 90 procent van Europa ooit bedekt door bos. Het strekte zich uit van de Middellandse Zee naar de Noordelijke IJszee.Hoewel meer dan de helft van de oorspronkelijke bossen in Europa door ont-bossing door de eeuwen is verdwenen, heeft Europa nog steeds meer dan een kwart van zijn grondgebied bedekt met bos, zoals de taiga van Scandinavië en Rusland, gemengde regenwouden van de Kaukasus en de kurkeikbossen in het westen van het Middel-landse Zeegebied. De laatste tijd is de ontbossing vertraagd en zijn er veel bomen geplant. In veel gevallen betreft het echter monocultuur plantages van naaldbomen die het van oorsprong gemengde bos vervangen, omdat deze sneller groeien. De plantages bedekken nu uitgestrekte gebieden van het land, maar bieden een minder goede leefomgeving voor een groot aantal in Europese bossen levende organismen, die een mengsel van boomsoorten en gevarieerde bosstructuur vereisen. De hoeveelheid natuurlijke bossen in West-Europa is slechts 2 tot 3% of minder en in Europees Rusland 5 tot 10%. Het land met het kleinste percentage be-bost gebied is IJsland (1%), terwijl het meest beboste land Finland (77%) is.

Geologie

LEGENDA

Voormalig Baltica Caledonisch (Vrm.Laurentia)

Caledonisch (Vrm.Baltica)

Voormalig Avalonia

Hercynische terreinen

Alpiene gebergtegordels

Alpen

Karpaten

Oekraïens Schild

Pyreneeën

Apennijnen

Dinariden

Atlasgebergte

Baltisch schild

Londen-Brabant

Betisch gebergte

Geologische opbouw van de aardkorst onder Europa

Opbouw van Europa

De continentale korst onder Europa bestaat uit in de loop van de geologische geschiedenis bij elkaar gekomen delen. In het noord-oosten ligt het Baltisch schild, een kraton (=een stabiel, oud stuk korst) dat uit het Archeïcum stamt (minstens 2,5 miljard jaar geleden). Dit kraton beslaat het noorden van Scandinavië, Karelië en Finland. Tijdens het Proterozoïcum (2,5 - 0,55 miljard jaar geleden) groeide dit kraton uit tot het continent Baltica. Baltica vormde de kern waar andere terreinen aan vast zouden komen te liggen dankzij de platentektoniek.

Na de vorming van Baltica zijn er in Europa drie belangrijke perioden van gebergtevorming geweest:

  • De Caledonische orogenese (500-390 miljoen jaar geleden) zorgde voor het samenkomen van Baltica met Laurentia (tegen-woordig Noord-Amerika) en het kleine continent Avalonia, en is vooral in Scandinavië en op de Britse Eilanden terug te vinden. Tegelijkertijd kwam Europa aan Siberia vast te liggen door de vorming van de Oeral.

  • De Hercynische orogenese (380-300 miljoen jaar geleden) zorgde ervoor dat een groot aantal kleine stukken continent, die tegenwoordig het midden van Europa vormen, aan het continent vast kwamen te liggen. Deze orogenese is in de Ardennen en veel andere middelgebergtes van Midden-Europa en op het Iberisch Schiereiland terug te vinden. Aan het einde van de Her-cynische orogenese lagen alle continenten aan elkaar vast, verenigd in het supercontinent Pangea. Vanaf 250 miljoen jaar gele-den bewegen de continenten weer uit elkaar. De Atlantische Oceaan ten westen van Europa is sindsdien ontstaan. Van de ge-bergtes die tijdens deze twee fasen gevormd werden, is door erosie niets meer overgebleven. Het reliëf in Noord- en Cen-traal-Europa is van later datum.

  • De derde grote fase van gebergtevorming is de Alpiene orogenese (vanaf 80 mil.jaar geleden), die veroorzaakt wordt door het noordwaarts bewegen van de Afrikaanse Plaat. De Alpiene orogenese heeft de grote gebergten van Zuid-Europa gevormd: de Pyreneeën, de Betische Cordillera, de Alpen, de Karpaten, de Apennijnen, de Dinarische Alpen, de Helleniden en de Rhodopen. Tijdens deze fase ontstonden de Balkan en het Italiaans schiereiland, ook kwam het Iberisch Schiereiland op zijn huidige plek te liggen. Tegelijkertijd werden er ook bekkens gevormd: het westelijk deel van de Middellandse Zee en de Hongaarse laag-vlakte zijn bijvoorbeeld intramontane bekkens. De Zwarte Zee en de oostelijke Middellandse Zee zijn overblijfselen van de oceaan die zich vroeger tussen Europa en Afrika bevond.

Tektoniek en vulkanisme

De platentektoniek zorgt nog steeds voor geologische activiteit. Europa is onderdeel van de Euraziatische Plaat, die in het zuiden grenst aan de Afrikaanse Plaat. De bewegingen van deze twee platen ten opzichte van elkaar zorgen voor vulkanisme en aardbevin-gen in Italië en op de Balkan. De Anatolische Plaat beweegt op het vasteland van Griekenland in, wat voor aardbevingen in de Bal-kan en Turkije zorgt.De Euraziatische Plaat grenst in de Atlantische Oceaan aan de Noord-Amerikaanse Plaat bij de Mid-Atlanti-sche Rug. Ook hier komen aardbevingen en vulkanisme voor, maar dit blijft ver verwijderd van het vasteland van Europa, op één uitzondering na: het eiland IJsland, dat precies op de plaatgrens ligt. IJsland bestaat vanwege deze bijzondere geologische situa-tie vrijwel uitsluitend uit vulkanisch gesteente. Ook binnen het continent Europa bevinden zich tektonisch actieve structuren waarlangs aardbevingen voorkomen. Een voorbeeld daarvan is de Roerdalslenk.

Economie

Europa is het meest geïndustrialiseerde continent op aarde. De grootste industriezones worden gevonden in West- en Midden-Europa, Engeland, Noord-Italië, Oekraïne, en Europees Rusland. Landbouwbosbouw (in Noord-Europa) en visserij (langs de Atlan-tische kust) zijn ook belangrijk. Europa heeft een grote verscheidenheid aan mineralensteenkoolijzererts en zout zijn over-vloedig. Olie en gas worden gevonden in Oost-Europa en onder de Noordzee. Voor de opwekking van elektriciteit wordt vooral steenkool, kernenergie, windkracht en zonne-energie gebruikt.

1991–2007: integratie en hereniging

Na de val van het communisme in Oost-Europa in 1991 namen de staten in het oosten het vrije marktsysteem over. In sommige staten - zoals Polen, Hongarije, Estland en Slovenië - ging dat vrij snel. Andere staten - zoals Oekraïne en Rusland - hadden hiervoor meer tijd nodig. Oost- en West-Duitsland werden in 1990 herenigd. Door de hoge her-bouwkosten van met name de in-frastructuur in het oosten haperde de West-Duitse economie.Rond 2000 domineerde de EU de economie van Europa met de op dat moment vijf grootste economieën van Europa, te weten Duitsland, het Verenigde Koninkrijk, Frankrijk, Italië en Spanje. In 1999 vormden 12 van de 15 landen de Eurozone en vervingen hun nationale munten door de gemeenschappelijke Euro. De overige drie die ervoor kozen om buiten de Eurozone te blijven, zijn het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden.

2008–heden: recessie

De Eurozone kwam voor het eerst officieel in recessie in het derde kwartaal van 2008. Die begon in de Verenigde Staten op het eind van de jaren 2000 en verspreidde zich daarna snel door het grootste deel van de Eurozone. De officiële werkeloosheidscij-fers stegen in mei 2009 naar 9,5%. Vooral de jongeren werden hierbij hard getroffen met een percentage van 18,34 in de leef-tijdscategorie 15 tot 24. In het begin van de jaren 2010 werd gevreesd voor een nationale schuld crisis in sommige landen van Europa, zijnde België, Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje. Vooral voor Griekenland zijn vervolgens speciale maatregelen ge-troffen door de leidende landen binnen Europa.

Demografie

De dichtstbevolkte delen van Europa zijn de locaties waar in de late middeleeuwen opnieuw (na de val van het Romeinse Rijk) ste-den ontstonden door internationale handel; met name in de lage landen, reikend tot aan delen van Noord-Frankrijk en West-Duits-land, en in Noord-Italië.Andere concentraties zijn te vinden langs de Donau in Oost-Europa en langs delen van de kust van de Mid-dellandse Zee. De dunstbevolkte delen van Europa liggen in Rusland en Scandinavië, alsmede delen v.centraal Frankrijk en Spanje.

Het is niet precies bekend wanneer de eerste mensen het Europese schiereiland hebben bereikt. Vermoed wordt dat dit over de (toen nog dichte) Bosporus is gebeurd, de zee-straat die tegenwoordig Europees en Aziatisch Turkije scheidt. Daarna zouden zij langs de kust en de rivieren van de Balkan verder het werelddeel in zijn getrokken. In Europa leefden toen ook andere mensachti-gen, die door de homo sapiens werden verdrongen.[1Voordat de Indo-Europeanen enkele duizenden jaren geleden naar Europa trokken leefden er ook andere volkeren, zoals Semitische Berbers op het Iberisch Schiereiland en langs de Atlantische kust. Waarschijnlijk leefden er ook Oeraalse volkeren in een veel groter deel van Scandinavië en Oost-Europa. Het is niet bekend of de Basken een relatie hebben met andere pre-Indo-Europese culturen die in Europa aanwezig waren.

Taal

De Europese talen vallen grotendeels binnen drie Indo-Europese taalgroepen: de Romaanse talen, de Germaanse talen en de Slavi-sche talen. De Romaanse talen worden gesproken in het zuidwesten van Europa en in Roemenië en Moldavië, in Centraal- en Oost-Europa. Germaanse talen worden gesproken in Noordwest-Europa en sommige delen van Centraal-Europa. Slavische talen worden gesproken in Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa. Daarnaast zijn er nog enkele kleine Indo-Europese talen in Europa zoals het 

GrieksAlbaneesOssetisch en Armeens die niet tot een van deze groepen behoren. De Iraanse talen waren voor lange tijd aan-wezig in delen van Oost-Europa zoals in de Balkan, Oekraïne en de Kaukasus. Zij werden daar zo'n 2000 jaar geleden uiteindelijk verdrongen door met name de Slavische talen en het Grieks. Naast Indo-Europese talen zijn er nog twee andere grote taalfami-lies in Europa; de Turkse talen, voornamelijk gesproken in de Balkan, de Krim en de Kaukasus, en de Fins-Oegrische talen in Hon-garije en ten noordoosten van de Oostzee. Het Maltees is een Semitische taal en het Baskisch is een isolaat, deze twee talen hebben geen verband met andere talen die in Europa worden gesproken. Ten slotte worden in het Kaukasusgebergte nog enkele talen gesproken waarvan de classificatie nog niet duidelijk is. Meertaligheid en de bescherming van regionale en minderheidstalen zijn erkende politieke doelen in het Europa van vandaag. De Raad van Europa ratificeerde het zogenaamde "Kaderverdrag" inzake de bescherming van nationale minderheden.

Geschiedenis

Europa is de bakermat van de westerse cultuur en heeft een buitengewoon grote rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. De be-schaving in Europa heeft zich sinds oude tijden ontwikkeld en werd beïnvloed door oudere beschavingen in Mesopotamië en in 

Egypte. De Romeinse en Griekse culturen hebben de geschiedenis van het continent bepaald. Na de val van het Romeinse Rijk volgden de middeleeuwen. De ontwikkeling van de beschaving van Europa versnelde zich in de Renaissance. In de geschiedenis is Europa het toneel geweest van vele grote en vernietigende oorlogen die zowel landelijke als stedelijke gebieden hebben verwoest. Hoewel Europa ooit bestond uit enorme multi-etnische imperia en koninkrijken, verdeelden de succesvolle nationalistische opstan-den (vooral in de 19e eeuw) het continent in vele soevereine natiestaten. De politieke fragmentatie leidde tot de economische con-currentie en politieke geschillen tussen staten. Ondanks of juist dankzij dat slaagden de Europese landen erin om een groot deel van de wereld te koloniseren en werden buiten Europa in gebieden waar kolonisten de meerderheid gingen vormen, westerse staten gesticht.

Moderne geschiedenis

Het nationalisme werd in de loop van de 19e eeuw steeds sterker, hetgeen de rivaliteit tussen de natiestaten ver-scherpte en de stabiliteit van het nog steeds multi-etnische Oostenrijks-Hongaarse rijk ondermijnde. Dit leidde in 1914 tot een ongekende cata-strofe:de Eerste Wereldoorlog, waarbij de positie v.h.in 1870 verenigde Duitsland de hoofdkwestie was. Bij de wapenstilstand in 1918 waren er miljoenen soldaten gesneuveld en waren er drie rijken ten val gekomen: het tweede Duitse Keizerrijk, tsaristisch Rusland en Oostenrijk-Hongarije, maar ontstond er geen nieuwe stabiele machtsverhouding. De Tweede Wereldoorlog liet dan ook niet lang op zich wachten. Die begon in 1939 met een ongekende opmars van Duitse troepen in Centraal- en West-Europa, de Bal-kan en Noord-Afrika, en vanaf juni 1941 over een breed front in de Sovjet-Unie. Deze oorlog leidde vooral in de oostelijke helft van Europa tot een nog veel grotere slachtpartij dan de Eerste Wereldoorlog. In december 1941 werd het een echte wereldoorlog toen Japan, een bondgenoot van nazi-Duitsland, Amerika aanviel in Pearl Harbor en de koloniën van Europese mogendheden in Oost-Azië onder de voet liep. Nazi-Duitsland verklaarde daarop ook de oorlog aan Amerika, niet alleen vanwege het bondgenoot-schap met Japan, maar ook omdat Amerika al materiële steun verleende aan de Britten, die sinds juni 1940 in militair opzicht vrij-wel alleen hadden doorgestreden tegen Duitsland. Daarmee was voor Duitsland weer een tweefrontenoorlog ontstaan, die het in de Eerste Wereldoorlog al fataal was geworden. Eind 1942, begin 1943 keerde het tij tegen Duitsland en zijn bondgenoten,die de 

Asmogendheden werden genoemd. Met de totale nederlaag in mei 1945 van nazi-Duitsland en de opdeling ervan in vier bezettings-zones, die in 1949 twee staten zouden vormen, was het probleem v.d.Duitse hegemonie in Europa weliswaar 'opgelost', maar Euro-pa was vanaf 1945 grotendeels verdeeld in twee ideologische blokken (Oost-Europa, dat door de Sovjet-Unie werd overheerst,

en West-Europa, dat aan de Verenigde Staten was gelieerd). De nog bestaande koloniale mogendheden (het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Nederland) waren uitgeput en zouden in de 20 jaar daarna vrijwel al hun koloniën en veel van hun wereldwijde invloed verliezen. De Koude Oorlog brak al spoedig na de Tweede Wereldoorlog uit, met de Verenigde Staten van Amerika en de Sovjet-Unie als hoofdrolspelers. De ideologische blokken werden gescheiden door het zogenaamde IJzeren Gordijn, waardoor er betrek-kelijk weinig uitwisseling van personen en goederen mogelijk was. Bovendien deden de Oost-Europese regimes hun best hun eigen bevolking af te schermen van westerse media en emigratie naar het Westen te bemoeilijken. De NAVO en het Warschaupact wa-

ren de twee militaire allianties die wereldwijd en vooral in Europa een afschrikkingsbalans in stand hielden. In de derde wereld 

werd gewedijverd om politieke, economische en militaire invloed. Het onderling wantrouwen tussen de Sovjet-Unie en de eveneens communistische Volksrepubliek China was hierin een complicerende factor. Amerika speelde hierop in door vanaf 1972 toenadering te zoeken tot de Volksrepubliek China, al was de door de Koude Oorlog bepaalde Vietnam-oorlog toen nog in volle gang. De spannin-gen als gevolg van de Koude Oorlog werden in de jaren 70 minder, gemarkeerd door de Helsinki-akkoorden in 1975 en door de 

Strategic Arms Limitation Talks, in het kader waarvan in 1972 en 1979 twee verdragen werden getekend tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Het is tekenend voor de positie van Europa dat Europese landen in die verdragen geen rol speelden, hoewel die ook hun veiligheid betroffen. Alleen de Britten en de Fransen hadden hun eigen betrekkelijk kleine nucleaire afschrikkingsmachten, die zij buiten deze verdragen hielden. In West-Europa vormden zich vanaf 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de Europese Economische Gemeenschap (EEG), en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM). De in 1958 

opgerichte EEG heet sinds 1993 de Europese Unie (EU) en heeft sindsdien een behoorlijke uitbreiding doorgemaakt, met name in het oosten van Europa. Deze Europese samenwerking werd in essentie gemotiveerd door het streven naar stabiele vreedzame ver-houdingen in Europa, al waren er ook economische voordelen aan verbonden. Tegenwoordig wordt het vanzelfsprekend gevonden dat de grote Europese landen als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk elkaar niet meer militair bedreigen en staan fi-nancieel-economische kwesties het hoogst op de agenda.Vanaf 1989 begon het Oostblok vrij onverwacht in te storten. In 1989 viel de Berlijnse Muur, in 1990 werd de DDR opgeheven en werden Oost-Duitsland en West-Duitsland herenigd; in 1991 viel de Sovjet-Unie zelf uiteen en verloren de communistische regimes vrijwel overal de macht. Alleen in het van de Sovjet-Unie afge-splitste Wit-Rusland is nog veel van het Sovjet-regime bewaard gebleven. Er ontstond een totaal nieuwe politieke en geostrategi-sche situatie. Het Warschau-pact werd opgeheven, evenals de Oost-Europese economische organisatie COMECON en de meeste postcommunistische landen (behalve de Russische Federatie en Oekraïne) wilden niets liever dan zo snel mogelijk lid worden van de EU en de NAVO. De meeste voormalige bondgenoten van de Sovjet-Unie zijn nu lid van de NAVO, en zelfs drie van haar voor-malige kleine deelrepublieken: EstlandLetland en Litouwen. De westerse landen die sinds de Tweede Wereldoorlog of eerder mili-tair neutraal waren gebleven, bleven neutraal: Zwitserland, Oostenrijk, Zweden en Finland. De drie laatstgenoemden werden wel lid van de EU. In 1995 bestond de EU uit 15 landen, in 2004 kwamen er tien lidstaten bij, en in 2007 nogmaals twee, in 2013 is 

Kroatië na het in 2004 toegetreden Slovenië het tweede land uit voormalig Joegoslavië dat onder de hoede van de Europese Unie gaat vallen. Kroatië is hiermee de achtentwintigste lidstaat. IJsland, Macedonië, Servië en Turkije zijn kandidaatleden. Turkije en IJsland onderhandelen over toetreding. De afloop staat niet vast. De Turken beginnen de laatste jaren hun enthousiasme voor Eu-ropa te verliezen en ook in IJsland is een euro-sceptische regering aangetreden. Sinds de 'Oranjerevolutie' in Oekraïne (2004) is er in het land sprake van een pro-westerse oriëntatie, die op den duur zou kunnen resulteren in een lidmaatschap van de EU. Dit zou echter ten koste gaan van de relaties met de Russische Federatie en het staat nog niet op de agenda. Die toenadering tot de EU is ondertussen nog verder bemoeilijkt, omdat het oude regime door middel van verkiezingen een deel van zijn macht kon terug-grijpen. Corruptie blijft sterk aanwezig in Oekraïne, zeker sinds president Viktor Janoekovytsj in 2010 de verkiezingen won. Een jaar later werd zijn politieke tegenstander,voormalig premier Joelia Timosjenko(die een beeldbepalende rol speelde in de Oranje-revolutie), veroordeeld voor machtsmisbruik. De juistheid van deze veroordeling wordt door veel EU-lidstaten betwijfeld.

Sinds 2004 heerst er een zekere uitbreidingsmoeheid, vanwege:

  • bestuurstechnische problemen van de integratie;

  • verschil van mening over de bestaansreden van de EU (moet het een politiek blok worden dat zich profileert tegenover andere mogendheden, met name de Verenigde Staten, maar ook de opkomende mogendheden China en India, of moet de nadruk liggen op onderlinge economische samenwerking?)

  • bezorgdheid over verlies aan relatief gewicht bij de bestaande lidstaten.

In 2005 werd een Europees Grondwettelijk verdrag dat de uitgebreide EU van een werkbare structuur moest voorzien, waar ja-ren aan gewerkt was, voorgesteld. Het werd echter verworpen bij referenda in Frankrijk en Nederland. Aangezien er unanimiteit van de lidstaten voor nodig was, moest er wat anders bedacht worden. Dat kwam er ook, in de vorm van het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking trad. Hierbij was Ierland een obstakel: het verdrag werd bij een eerste referendum afge-wezen, pas na wijziging werd het bij een tweede referendum goedgekeurd. Andere lidstaten hadden zich niet aan een referendum willen wagen.

Etymologie

In de oude Griekse mythologie, was Europa een Fenicische prinses die door Zeus, in de gedaante van een hemelstier, werd ont-voerd en naar het eiland Kreta werd meegenomen, waar zij haar zoon Minos baarde. Voor Homerus was Europa (Oud-Grieks: Ευ-ρÏŽπη) een mythologische koningin van Kreta, echter geen geografische benaming, en omdat zij een Fenicische prinses was, kon volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus deze mythe niet de oorsprong van de naam van het continent Europa zijn.[2] 

Tegenwoordig gaat men ervan uit dat de naam Europa een geografische oorsprong heeft: in de oudste tijden was Europa in het gebied van Boötië tot aan Macedonië de naam van een aardgodin en kwam deze naam daar ook als plaats- en riviernaam voor. Nadat men eerst het noordelijke deel van Griekenland met de naam Europe is gaan aanduiden, werd dit vervolgens de naam voor het hele vasteland van Griekenland en uiteindelijk voor het hele Europese vasteland zoals dat door de Hellespont en de Bosporus van Azië en door de straat van Gibraltar van Afrika gescheiden was. De term 'Europa' wordt over het algemeen afgeleid uit de Griekse woorden die breed (eurys) en gezicht (ops) betekenen. Een minderheid, echter, ziet een Semitische of Fenicische oorsprong, af-geleid van het Semitische woord erebu dat "zonsondergang" betekent of het Fenicische woord ereb dat "avond" betekent.[3] 

Vanuit het Midden-Oosten als gezichtspunt gaat de zon onder in Europa: het land in het westen, het zogenoemde avondland.

Landen en gebieden

De Europese Unie

Kandidaat-lidstaten

Stabilisatie- en associatieovereenkomst en Kosovo

Europese Vrijhandelsassociatie

Oostelijk Partnerschap

De Raad van Europa

De Europese Unie

De Raad van Europa

De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

De vlaggen van Europa

De Europese dwergstaten
 Andorra
 Liechtenstein
 Monaco
 San Marino
 Vaticaanstad

Tot Europa behoren geografisch gezien de volgende gebieden:

Onafhankelijke landen

Politiek gezien behoren de volgende landen tot Europa, hoewel geografisch in Azië of Noord-Amerika gelegen:

Opmerking:

  • ArmeniëAzerbeidzjanCyprus, Georgië, Kazachstan, Rusland en Turkije kunnen staatkundig gezien zowel tot Azië als tot Eu-ropa worden gerekend. Op Armenië en Cyprus na liggen deze landen gedeeltelijk in het ene en gedeeltelijk in het andere we-relddeel. Armenië en Cyprus liggen weliswaar in Azië, maar worden om cultuurhistorische en politieke redenen, in samenhang met het gegeven dat ze dicht bij Europa liggen, ook tot Europa gerekend.

De facto onafhankelijke landen

De onderstaande landen zijn de facto onafhankelijk. Dat wil zeggen dat deze landen eenzijdig de onafhankelijkheid hebben uitge-roepen en dat de landen in de praktijk zeggenschap hebben over (het grootste deel van) hun grondgebied. De internationale ge-meenschap heeft de onafhankelijkheid van deze landen echter niet of slechts deels erkend.

Niet-onafhankelijke gebieden

Autonome gebieden

bottom of page