De Republikeinse Partij (Engels: Republican Party) is een van de twee belangrijkste politieke partijen van de Verenigde Staten. De andere is de Democratische Partij. De Republikeinse Partij werd opgericht in 1854 en wordt, hoewel ze de jongere v.d.twee is,ook wel Grand Old Party (GOP) genoemd. De mascotte v.d.partij is traditioneel de olifant, die ook in het logo van de partij voorkomt.De
partij had in 2004 55 milj.geregistreerde kiezers,ongeveer een derde v.h.electoraat. Zowel in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden vormt de partij een meerderheid. In de loop van de geschiedenis zijn er in totaal 18 Republikeinse presidenten
geweest.
Geschiedenis
De Republikeinse Partij is op 20 maart 1854 opgericht in Ripon, Wisconsin. De voornaamste reden voor de oprichting was de geplande uitbreiding van de slavernij in andere staten van Amerika, waartegen de partij zich wilde verzetten. Na de Amerikaanse Burgeroor-log was de partij tientallen jaren lang vrijwel onafgebroken aan de macht. Ze vertegenwoordigde toen het industriële noordoosten van de VS, terwijl de conservatieve Democraten in het verslagen Zuiden de overhand hadden. Kort na de Amerikaanse Burgeroorlog wer-den de Republikeinen gezien als de progressieve partij in de Amerikaanse politiek. Voorbeelden hiervan zijn presidenten zoals Abra-ham Lincoln, die toentertijd de slavernij af wilde schaffen. Abraham Lincoln, de eerste president van de Republikeinse Partij van 1861 tot 1865.Het platform van de Partij voor-afgaand aan de Tweede Wereldoorlog was dat van protectionisme (alhoewel sommige ook proponenten waren van vrijhandel) en isolationisme. Ze verzette zich heftig tegen de Amerikaanse deelname aan de beide wereld-oorlogen, en ze verhinderde een Amerikaans lidmaatschap van de Volkenbond. Ook stond ze welwillend tegenover de industriëlen van die tijd. De Grote Depressie en het New Dealprogramma van de in 1932 verkozen Democraat Franklin Delano Roose-velt leidden tot een grotere rol en macht van de federale overheid. Dit zorgde na de Tweede Wereldoorlog voor een splitsing in de Republikeinse Par-tij. De Old Right bestond veelal uit Republikeinen uit het Midwesten en het Noorden en hielden vast aan de koers van de Partij van voor de oorlog (en waren aanhanger van Robert Taft). De progressievere partijleden uit New England konden zich daarentegen meer en meer verenigen met de New Deal. Eisenhower (verkozen in 1953) was een vertegenwoordiger van deze laatste groep – later ook wel Rockefeller Republicans genoemd, naar de redelijk liberale gouverneur van New York en latere vicepresident (onder Ford) Nelson Rockefeller. Eisenhower voerde een gematigde buitenlandse politiek, maar de Koude Oorlog drong zich snel op. Rockefeller verloor
in 1964 de Republikeinse presidentsnominatie aan de fiscaal conservatieve Barry Goldwater, die de verkiezingen verloor van de Demo-craat Lyndon B. Johnson. Goldwater was ook voor een agressievere buitenlandpolitiek en was een onmiskenbaar anticommunist, en kon rekenen op veel grassroots support. Alhoewel Goldwater met grote afstand verloor in de presidentsverkiezingen, waren het zijn standpunten die daarna de Republikeinse Partij zouden domineren. De Partij brak met de New England Rockefellers en verkreeg meer aanhang bij conservatieve (blanke) zuiderlingen, de New Right, die gemobiliseerd werd door diezelfde grassrootsbeweging.
Periode Ronald Reagan
In 1980 werd Ronald Reagan gekozen tot de nieuwe president van de Verenigde Staten, vanwege de onvrede van het beleid v.d.Demo-craten onder Jimmy Carter. In 1984 werd Ronald Reagan met een overweldigende meerderheid herkozen als president. Hij kreeg 525 v.de 538 kiesmannen, en liet de Democraat Walter Mondale ver achter zich.Volgens politieke analisten waren er veel "Reagan Demo-
crates", een term die zij gebruikten voor de Amerikanen, die normaal op de Democratische Partij zouden stemmen, maar nu op Reagan stemden. Zij stemden op Reagan vanwege het sociaal-conservatieve beleid van hem, zoals zijn ideeën op abortus, en zijn felle bui-tenlandse beleid. In 1992 en 1996 stemden zij niet meer op de Republikeinen, waardoor deze term langzamerhand verdween. Als pre-sident wilde Reagan het defensieve ruimteschild SDI laten ontwikkelen.Het idee dat de VS zich niet konden verdedigen tegen een nucleaire aanval, beviel hem niet en hij riep wetenschap en industrie op een methode te ontwikkelen die het mogelijk zou maken een
aanval af te slaan. Een bekende uitspraak van Reagan in dit kader was: Let's defend the American people, not avenge them. Het plan was een belangrijke factor in zijn onderhandelingen over wederzijdse nucleaire ontwapening met de toenmalige Sovjetleider Michail Gorbatsjov, in Reykjavik(IJsland) (1986). De Russen realiseerden zich dat zij deze uitdaging niet konden beantwoorden. Het ontbrak de Sovjet-Unie aan geld en aan technische mogelijkheden deze wapenwedloop te beantwoorden.Verder financierden de VS onder Rea-
gans bewind de moedjahedien die in de Afghaanse Oorlog tegen de Sovjet-Unie vochten,de Contra's in Nicaragua,Jonas Savimbi's rebellen in Angola en Saddam Hoessein, wiens Irak in oorlog was met Iran. Reagan probeerde de Amerikaanse economie uit het slop te trekken door een economisch beleid dat wel Reaganomics wordt genoemd, supply side economics of aanbodeconomie, en door zijn la-tere opvolger en partijgenoot George H.W. Bush voodoo economics. Daarbij wordt de economie gestimuleerd door belastingverlagin-gen. Die gaan daarbij niet naar de burgers (=vragers naar producten), maar naar de rijken (potentiële investeerders) en bedrijven (=aanbieders van producten).Dat zou hen tot investeren moeten aanzetten waardoor er meer werkgelegenheid zou worden gecreëerd en er tegelijkertijd hogere omzetten en winsten zouden worden behaald. Door de grotere werkgelegenheid onder de burgers en de hogere winsten v.d.bedrijven zou er meer belasting binnenkomen, waardoor de belastingverlaging zichzelf zou terugverdienen. Behalve naar belastingverlaging werd er ook gestreefd naar lage inflatie (en daardoor een lage rentestand; gunstig voor investeerders) en het terugdringen van de wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven. Al die maatregelen leidden tijdelijk wel tot een stijging van de vraag van de consument, maar dat was niet voldoende om de lagere belastinginkomsten te compenseren. Dit in combinatie met de grote stij-ging van de defensie-uitgaven leidde aan het einde van Reagans regeerperiode tot een sterk toegenomen begrotingstekort en staats-schuld.
Meerderheid in de Senaat en in het Huis in 1994
Na de presidentsverkiezingen van 1992, die gewonnen werden door de Democraat Bill Clinton,wonnen de Republikeinen bij de parle-mentsverkiezingen van 1994. Ze kregen 230 van de totale 435 zetels in handen, met de 204 zetels van de Democraten ver achter zich. Deze overwinning wordt ook wel de Republikeinse Revolutie, vanwege de grote overwinning van de partij. Het was voor het eerst sinds 1952 dat de partij de meerderheid had in de Senaat én in het Huis. Na de verkiezingen van 1994 verschoof de aandacht vooral naar het "Contract with America" ("Contract met Amerika") gepropageerd door "Speaker of the House" Newt Gingrich. Het in meer-derheid Republikeinse Congres vocht met Clinton over de begroting. Clinton werd tijdens de verkiezingen van 1996 met een ruime marge herkozen ten koste van de Republikeinse kandidaat Bob Dole. De Republikeinen hielden hun meerderheid in het Congres, maar verloren wel enkele zetels.
Sinds 2000
Met de overwinning van George W. Bush in de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2000 op de Democraat Al Gore heeft de Repu-
blikeinse Partij de macht over zowel het presidentschap, als over de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. De laatste keer dat dat was voorgekomen, was in 1952. De partij verloor echter haar meerderheid in juni 2001, toen de senator Jim Jeffords van Vermont de partij verliet, en verderging als onafhankelijk senator. Bij de presidentsverkiezingen van 2000 kreeg Gore met een zeer krappe meer-derheid wel de meeste stemmen, maar vanwege het Amerikaanse kiesstelsel kon Bush toch meer kiesmannen achter zich krijgen en daarmee de eerste president sinds 1888 worden zonder een meerderheid van het electoraat achter zich. Na de terreuraanslagen van 11 september 2001 kreeg Bush veel politieke steun, toen hij de strijd tegen terrorisme verklaarde, die leidde tot de inval in Afgha-nistan,het aannemen van de USA PATRIOT Act.Bovendien viel een door Amerika geleide coalitie in maart 2003 Irak binnen, na vele
diplomatieke schermutselingen in de Veiligheidsraad in Verenigde Naties om een extra resolutie voor een uitdrukkelijke toestemming te krijgen, wat niet lukte. Bush had wel bijna de volledige steun van zijn partij in het Congres, en ook de steun van vele Democratische leiders. Bij de tussentijdse verkiezingen van 2002 had de Republikeinse Partij het goed gedaan, waardoor die haar meerderheid in het Huis behield, en de meerderheid in de Senaat weer verkreeg. De inval in Irak stond daarmee al vrijwel vast. Dit was trouwens de eerste keer sinds 1934 dat een partij die de president levert, meer stemmen wint bij tussentijdse verkiezingen.Op 2 november 2004 werd Bush herkozen als president. De Republikeinen wonnen weer extra zetels in het Huis en in de Senaat. Bush won de verkiezingen met 286 kiesmannen achter zich, en zijn tegenstander John Kerry kreeg 251 kiesmannen achter zich. Bush kreeg 62 miljoen stem-men, en Kerry kreeg 59 miljoen stemmen. In zijn tweede termijn ging Bush vele prominente conservatieven op hoge posities plaatsen. Zo werd Condoleezza Rice de nieuwe minister v.Buitenlandse Zaken,Alberto Gonzales werd de nieuwe minister van Justitie, John Ro-berts werd de nieuwe Opperrechter en werd Ben Bernanke de nieuwe voorzitter van de Federal Reserve. Hij kon geen goedkeuring krijgen voor de benoeming van Harriet Miers als rechter in het Hooggerechtshof; Samuel Alito kreeg later wel genoeg steun in de Senaat, en werd dus ook benoemd tot de nieuwe rechter. Bush verdedigde zijn Irakbeleid in 2006 onverkort, ondanks de tegenvallen-de resultaten, met het argument dat de coalitietroepen aan de winnende hand zouden zijn in Irak. In september 2005 werd de Ame-rikaanse stad New Orleans getroffen door de zware orkaan Katrina. De reactie van de regering-Bush was volgens het Amerikaanse volk veel te langzaam, waardoor het hoofd v.d.Federal Emergency Management Agency later het veld moest ruimen. In november '05 werd de burgemeester van New York Michael Bloomberg herkozen, waarmee het burgemeesterschap van New York voor de vierde keer op rij bezet werd door een Republikein, terwijl New York traditioneel een Democratisch bolwerk is. In Californië leed gouver-neur Arnold Schwarzenegger een nederlaag in een referendum, over een voorstel dat hem in staat had moeten stellen wetten die de Democraten in het parlement van Californië geblokkeerd hadden, door te drukken. De partij werd in 2006 ook getroffen door ver-schillende schandalen waarin Republikeinse politici een rol speelden. Zo werden Tom DeLay, Duke Cunningham, Mark Foley, en Bob Ney be-trokken bij verschillende schandalen, die door de Democraten werden opgeblazen. Bij de parlementsverkiezingen van 2006
verloor de partij haar meerderheid in zowel het Huis als in de Senaat. Het verlies werd mede veroorzaakt door de lage populariteit van president Bush,de onvrede over de oorlog in Irak en de vele schandalen. De Republikeinen kozen na de verkiezingen John Boehner
als de nieuwe fractieleider in het Huis van Afgevaardigden. In de Senaat werd de senator uit Kentucky Mitch McConnell gekozen als de nieuwe fractieleider.In januari 2007 kwam de nieuwe Senaat en het nieuwe Huis bijeen. Op 4 november 2008 verloor de Republi-keinse presidentskandidaat John McCain de strijd om het Witte Huis v.d.Democratische presidentskandidaat Barack Obama die daarmee de opvolger werd van George W. Bush als president van de Verenigde Staten.
Stromingen in de partij
De hedendaagse Republikeinse Partij is geen homogene ideologische eenheid maar bestaat uit diverse facties.De conservatieve fac-ties hebben thans de overhand, hoewel er ook groepen liberale Republikeinen zijn. In het verleden was het juist omgekeerd: in de ne-gentiende en het begin van de twintigste eeuw was de Republikeinse Partij juist progressief en had haar meeste aanhang in de geïndu-
strialiseerde noordelijke staten, terwijl de Democratische Partij haar aanhangers vond onder de inwoners van de zuidelijke staten.
Hoewel hedendaagse leden van het zgn. Old Right, de 'paleoconservatieven', veelal gebroken hebben met de Republikeinen, is hun aan-hang binnen de Republikeinse gele-deren nog steeds aanzienlijk.Het Amerikaans neoconservatisme is intellectueel verwant aan de New Right,maar hecht meer waarde aan de welvaartsstaat – het neoconservatisme was dan ook meer een tegenbeweging bestaande uit so-ciaaldemocraten, die ontevreden waren met de 'nihilistische' New Left. De Rockefeller Republicans worden nu benoemd als moderate Republicans, om zich te onderscheiden van hun liberale tegenhangers binnen de Democratische Partij.
Conservatieven
*Religious Right (religieus rechts): Een dominante factie binnen de Republikeinse Partij die veel aanhangers telt onder belijdende
christenen van orthodoxe en behoudende signatuur. Vroeger behoorden er vooral evangelicale en orthodox-protestantse christenen tot de factie van Religious Right,maar tegenwoordig treffen we er ook rooms-katholieken en aanhangers van de Kerk van Jezus Chris-tus van de Heiligen van de Laatste Dagen aan. Voorheen waren rooms-katholieken vooral actief binnen de Democratische Partij,[1][2] maar omdat de voorstanders van abortus binnen de Democratische Partij thans de overhand hebben, zijn een aantal rooms-katho-lieken naar de Republikeinse Partij overgegaan[3]. Religious Right is tegen abortus, het homohuwelijk enembryonaal stamcelonder-
zoek. In sommige staten pogen aanhangers (soms succesvol) onderwijs over de evolutieleer tegen te houden en te vervangen door onderwijs gebaseerd op een zeer letterlijke interpretatie van de Bijbel. Hoewel ex-president George W. Bush veelal met Religious Right wordt geassocieerd is hij veeleer een sociaalconservatief.
*Social Conservatives (sociaalconservatieven): Is de belangrijkste factie binnen de Republikeinse Partij. De sociaal-conservatieven zien het als taak de publieke moraal te verbeteren en geloven in een traditionele rolverdeling. Daarnaast zijn ze groot voorstander van een sterk leger en tegen gecontroleerd wapenbezit. De sociaalconservatieven geloven in het strikt naleven van de wet en zijn te-gen drugsgebruik en -bezit. Hierin staan ze tegenover de Libertarian Conservatives. President George W. Bush is de belangrijkste vertegenwoordiger van de sociaalconservatieven. Ook Ronald Reagan, Jack Kemp en Sarah Palin horen bij de sociaalconservatieven.
*Fiscal Conservatives (fiscaalconservatieven): Zijn tegenstanders van te hoge overheidsuitgaven en hoge belastingen, voorstanders van het aflossen van de staatsschuld en een vrije markt. Veel Fiscal Conservatives komen uit het geïndustrialiseerde noordoosten van Amerika en zijn actief in het bedrijfsleven.Op ethisch gebied zijn zij verwant aan de sociaalconservatieven.Een belangrijke vertegen-woordiger van deze stroming is de running mate van presidentskandidaat Mitt Romney in 2012, Paul Ryan.
*Paleoconservatives (paleo conservatieven): Een kleine, niet zo invloedrijke factie. Veel van de paleo conservatieven zijn voorstander van isolationisme en willen dat Amerika zich zo min mogelijk bezighoudt met het buitenland. Op ethisch vlak zijn zij sociaal conserva-tief. Donald Trump kan gezien worden als een belangrijke vertegenwoordiger van deze factie.
*Neoconservatives (neoconservatieven): Zijn juist voorstander van een actieve buitenlandse politiek en groot voorstander van de oor-log in Irak. Van de Verenigde Naties moeten zij niets weten. Paul Wolfowitz, een voormalig Democraat, wordt meestal tot deze groep gerekend. De neoconservatieven binnen de Republikeinse partij waren in hun jongere jaren sociaaldemocraten van rechtse signatuur. Ex-vicepresident Dick Cheney behoort ook tot de Neocon-servatieven.
*Libertarian Conservatives (libertaire conservatieven): Een kleine maar toch relatief invloedrijke fractie binnen de Republikeinse Par-tij. De Libertarian Conservatives zijn tegen de in hun ogen te grote overheidsinvloed, voorstander van een strikte scheiding van Kerk en staat en ongecontroleerd wapenbezit. Drugsbezit- en gebruik, dat door de meeste Republikeinse facties wordt afgewezen, wordt door de Libertarian Conservatives beschouwd als een privé aangelegenheid en zodoende niet afgewezen. Verder is deze stroming te-genstander van een al te nadrukkelijke rol v.d.VS in de wereldpolitiek. Ron Paul is het boegbeeld van de huidige generatie Libertarians.
*Federalists (federalisten): Meestal States' Right Republicans genoemd.Zij zijn voorstander v.e.kleine federale overheid en voor-
stander van de rechten v.d.Staten. Erg invloedrijk zijn de federalisten niet, maar zij zijn wel de meest oorspronkelijke Republikeinen.
Gematigden en liberalen
*Moderates (gematigden): De Moderates willen een hervorming v.d. verzorgingsstaat, rechtenvoor homoseksuelen, minder strenge
aanpak van illegale immigranten, gecontroleerd wapenbezit, overheidsgeld voor het onderwijs en voor abortus. De vroegere New Yor-kse burgemeester en presidentskandidaat, Rudy Giuliani, behoort tot de Moderates. De Moderates zijn actief in het noordoosten (New York e.d.) en in gebieden waar de Democraten traditioneel domineren. Naast Giuliani wordt ook de voormalige gouverneur van
Californië, Arnold Schwarzenegger tot de Moderates gerekend. Ook de voormalige presidentskandidaat en mormoon Mitt Romney
maakt deel uit van deze groep.
*Liberal Republicans (liberale republikeinen): Vroeger werden zij Rockefeller Republicans (Rockefellerrepublikeinen) genoemd, naar de latere vicepresident Nelson Rockefeller. De Liberals zijn voorstander van een sociaal beleid en steunen grote overheidsprojecten (met name in de jaren dertig tijdens de New Deal). Ethisch zijn zij echter conservatief. Richard Nixon, Michael Bloomberg en Thomas E. Dewey behoren of behoorden tot de Liberal Republicans.
Republikeinse presidenten
-
Abraham Lincoln (1861–1865)
-
Ulysses S. Grant (1869–1877)
-
Rutherford Hayes (1877–1881)
-
James Garfield (1881)
-
Chester Arthur (1881–1885)
-
Benjamin Harrison (1889–1893)
-
William McKinley (1897–1901)
-
Theodore Roosevelt (1901–1909)
-
William Howard Taft (1909–1913)
-
Warren Harding (1921–1923)
-
Calvin Coolidge (1923–1929)
-
Herbert Hoover (1929–1933)
-
Dwight D. Eisenhower (1953–1961)
-
Richard Nixon (1969–1974)
-
Gerald Ford (1974–1977)
-
Ronald Reagan (1981–1989)
-
George H.W. Bush (1989–1993)
-
George W. Bush (2001–2009)
-
Donald Trump (2017-)