top of page

Blues is een muziekstijl die ongeveer tussen 1860 en 1900 is ontstaan en zijn oorsprong vindt in de muziek die slaven uit Afrika in het Zuiden van de Verenigde Staten - onder andere in de Mississippidelta, tussen Memphis en New Orleans)-maakten. De voornaamste mu-

zikale bronnen die tot het ontstaan van de blues hebben bijgedragen zijn de religieuze liederen (gospelsnegrospirituals),de worksongs 

en de field hollers. Een typische variant van de blues is de cajunmuziek. Muziek maken met elkaar of alleen, met of zonder instrumen-ten, was voor hen vaak de enige manier om hun lijden uit te drukken en te verzachten. Omdat deze muziek een melancholische toon en inhoud had, werd ze 'blues' genoemd. Soms gebruikten de zangers 'scheldwoorden' die de bewakers niet kenden. Zo konden ze de be-wakers uitschelden zonder dat deze het merkten. Ze maakten zelf instrumenten en 's avonds zongen ze uit volle borst over de miserie 

die ze hadden. De aanduiding 'blue' voor rouw is afkomstig uit de zeilscheepvaart. Als een schip tijdens de reis zijn kapitein of een an-dere officier verloor, voerde het voor de rest v.d.reis een blauwe vlag en werd een blauwe band rond het hele schip geschilderd alvo-rens de thuishaven binnen te lopen. Toen vele zwarten rond de Eerste Wereldoorlog vanuit het Zuiden naar de steden in het Noorden

(onder andere Chicago en Detroit) trokken, kreeg de blues een meer 'stedelijk' geluid, dat vanaf de jaren dertig voornamelijk geken-merkt zou worden door het gebruik van elektrisch versterkte instrumenten. Deze meer up-tempo variant van de blues zou later de weg bereiden voor rhythm-and-blues en rock-'n-roll. Deze laatste zouden de blues enigszins naar de achtergrond dringen, maar in de jaren 60 en 70 leefde het genre op doordat Britse (blanke) rockmuzikanten als Eric ClaptonThe Rolling Stones en Led Zeppelin opnieuw blues gingen spelen. Alle stijlen van de jazz zijn sterk door de blues beïnvloed, van New Orleans Jazz tot en met cool jazz.

Muzikale kenmerken

Akkoordenschema

De meeste bluesnummers volgen een vast akkoordenschema van 12 vierkwartsmaten die per strofe worden herhaald (Engels: twelve bar blues). Iedere strofe, d.i. een samengesteld geheel van versregels, omvat dan drie gezongen regels die elk weer gebonden zijn aan vier maten die begeleid worden door akkoorden. De eerste versregel poneert een stelling, of beschrijft een situatie dan wel gemoedstoe-stand. Deze regel wordt herhaald, al dan niet met kleine variaties, in de tweede versregel. De derde versregel, ten slotte, trekt een conclusie. De laatste maat/maten vormt/vormen de zogenaamde 'turnaround': 

II of IVII

IVIVII

VIVIV (of I aan einde)

De Romeinse cijfers stellen de trappen van de toonladder voor. In C wordt het schema:

CC of FCC

FFCC

GFCG (of C aan einde)
Andere muziekgenres, zoals rock-'n-roll en in sommige gevallen ook jazz,zijn op een vereenvoudigde respectievelijk ingewikkeldere ver-sie van dit schema gebaseerd. Hoewel het schema met 12 maten dominant is, komen ook schema's met 8 en -zeldzamer- 16 maten voor.

Een aantal blues-standards, zoals 'How Long Blues', 'Trouble in Mind' en 'Key to the Highway', volgt een schema van 8 maten. Bij de blues klassieker 'Careless Love' en het recentere jazznummer 'Watermelon Man' treffen we een schema aan van 16 maten.

Melodie

Heel kenmerkend voor de blues is het soleren. Zang wordt afgewisseld met instrumentale improvisatie, veelal in de van pentatonische 

toonladders afgeleide bluestoonladders. Er zijn 2 bluestoonladders: mineur (I-bIII-IV-bV-V-bVII) en majeur (I-II-bIII-III-V-VI). De mineurladder wordt het meest gebruikt. Het is mogelijk deze twee toonladders te combineren (I-II-bIII-III-IV-bV-V-VI-VII) maar dit gaat meer richting jazzHeel belangrijk in de bluestoonladders zijn de zogenaamde blue notes.Er zijn 3 blue notes in de blues-toonladders: bij mineur bIII, bV en bVII. Het gebruik van deze noten in een pentatonische toonladder is wat niet gebruikelijk is in Eu-ropese muziek. Bij blues worden deze noten vaak bereikt met instrumenten die tonen kunnen 'buigen', zoals gitaarbluesharp en saxo-

foon. Op instrumenten waarop het niet mogelijk is tonen te buigen (zoals bij toetsinstrumenten), kan men een soortgelijk effect berei-ken door middel van een voorslag; bijvoorbeeld door kort bIII voor III te spelen. Vaak wordt een harmonisch contrast gebruikt: het in mineur soleren of zingen over een majeur akkoordenschema. Bluesmuziek heeft vaak een wat rauwe, donkere zangpartij, geworteld in zwarte gospel. De zanglijn wordt gekenmerkt door herhaling en een vraag-en-antwoord-dialoog tussen de zanger en de muzikanten.

Thematiek

De blues vertelt over het leven van alledag. De nadruk daarbij ligt op negatieve gebeurtenissen, bijvoorbeeld ongeluk in de liefde. Door het zingen van de blues hoopt men troost voor deze problemen te vinden, naast de kracht om er weer bovenop te geraken. Een bluesmu-zikant schuwt controversiële thema's als alcohol, seks en geweld niet. Wel worden deze vaak bezongen in verdoken termen, veelal af-komstig uit Afro-Amerikaanse tradities, zoals de voodoo.

Stijlen

Elke bluesmuzikant heeft wel zijn eigen typische stijlkenmerken.Toch kunnen we in de blues onder andere de volgende stijlgroepen her-kennen:

Instrumenten

De blues werd oorspronkelijk gespeeld op akoestische instrumenten als gitaarsaxofoonpiano en mondharmonica. Soms maakte de gi-tarist bovendien gebruik van een glad en hard voorwerp, zoals een mes of een flessenhals (vandaar de naam 'bottleneck', Engels voor 'flessenhals'), waarmee hij over de snaren gleed (vandaar de naam 'slide', Engels voor 'glijden'). Deze muziek werd meestal gespeeld in een meer intieme omgeving. Later kwam de elektrische versterking in zwang. aanvankelijk vanuit de behoefte om voor grotere aantallen toehoorders te kunnen spelen. Maar doordat vooral de elektrische gitaar een eigen sound heeft, ontwikkelde de elektrische blues zich tot een apart genre.

Typische bluesinstrumenten zijn onder andere:

Muzikanten

Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

*Lonnie Brooks, Cub Koda&W.Baker Brooks, Blues v.Dummies, Amsterdam, Pearson Education Benelux 2000, (ISBN 90-430-0055-8).

*Karel Bogaert, Blues Lexicon - blues, gospel, cajun, boogie woogie, Antwerpen, Uitg. Sciptoria, 1971, ISBN 90-02-11728-0

*Dr. H.R. Rookmaker, Jazz Blues Spirituals, Uitg. Zomer & Keunings, Leiden, 1960

*Beeldmateriaal, Bluesdvd.nl

bottom of page