top of page
biologie.png

Biologie is de natuurwetenschap die zich richt op levende organismen, levensprocessen en levensverschijnselen. De biologie omvat een breed scala aan vakgebieden waarin men onderzoek doet naar fysieke structuurchemische processenmoleculaire interactiesfysiologische mechanismenecologische dynamiekontwikkeling en evolutie.

Biologie erkent de cel als de fysieke basiseenheid van het leven, genen als de basiseenheid van erfelijke informatie en evolutie als de drijvende kracht achter het ontstaan en het uitsterven van soorten. Levende organismen zijn open systemen die in staat zijn te overleven door bruikbare omzettingen van energie en door handhaving van hun

vitale toestand. Omdat moderne biologie overwegend een exacte natuurwetenschap is, domineren experimentele, kwantitatieve benaderingen en causale verklaringen. Per vakgebied worden echter verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd: theoretische biologie omvat de filosofie v.d. biologie en gebruikt wiskundige methoden om kwan-

titatieve modellen te formuleren. Empirische richtingen omvatten beschrijvend onderzoek en experimentele biologie, waarin de geldigheid van voorgestelde theorieën wordt getest om de mechanismen achter het leven te begrijpen. Veel principes uit de biologie zijn gebaseerd op de toepassing van scheikundige en natuurkundige wetten op levende systemen.

Naamgeving

De term biologie is afgeleid van de twee Oudgriekse woorden βίος (bíos) en λόγος (lógos). Bíos betekent "het leven" of "de bewoonde wereld". Lógos is de "rede", de "ratio" of "wetenschap". Het woord "biologie" zou voor het eerst gebruikt zijn door de Duitser Karl Friedrich Burdach, fysioloog en anatoom[1] in 1800, de Duitser Gottfried Treviranusarts en wetenschapper in 1802 en, eveneens in 1802, de Fransman Jean-Baptiste de Lamarck in zijn werk Hydrogéologie. Lamarck is van de drie het bekendst gebleven, aangezien hij beschouwd wordt als de eerste evolutiebioloog en naar hem het lamarckisme is genoemd.[2]

Omgrenzing biologie

Biologie is een natuurwetenschap die zich bezighoudt met de studie van het leven en levende organismen, met inbegrip van hun (moleculaire) structuurmechanisme

functiegroeioorsprongevolutieecologieverspreiding en biosystematiek (inclusief taxonomie). Biologie omvat veel onderverdelingen, onderwerpen en disciplines. Er zijn vijf fundamentele axioma's in de moderne biologie, die de basale kenmerken van levende systemen behelzen:[3]

  1. Cellen zijn de fysieke, zelfstandig levende bouwstenen van organismen.
    Volgens de celtheorie bestaan alle levende systemen uit een of meer cellen, en alle cellen komen voort uit reeds bestaande cellen door celdelingMeercellige orga-nismen zijn opgebouwd uit cellen die uiteindelijk afkomstig van een bevruchte eicel. Een cel is middels een membraan van de buitenwereld afgesloten en is zelf-standig of als onderdeel van een meercellig systeem metabool actief.

  2. Genen zijn de fundamentele eenheid van erfelijkheid.
    Een gen correspondeert met een stukje DNA dat de vorm of functie van een organisme beïnvloedt. Alle organismen, van bacteriën tot dieren, delen hetzelfde basismechanisme waarin een code in het DNA wordt vertaald naar eiwittenVoortplanting is het proces waarbij een organisme voor nakomelingen met geheel of gedeeltelijk overeenkomstige eigenschappen en voor het voortbestaan van de soort zorgt. Voor geslachtelijke voortplanting zijn vaak twee individuen nodig. De nakomeling hebben kenmerken van beide ouders in nieuwe combinaties.

  3. Soorten en erfelijke eigenschappen zijn het product van de evolutie.
    De evolutietheorie, een centrale theorie in de biologie, stelt dat het leven verandert en zich ontwikkelt door evolutie. Aanpassingen in structuren of gedrag stellen organismen in staat beter te overleven en voor nageslacht te zorgen. Dit principe van aanpassing aan het milieu is fundamenteel voor de evolutie van populaties. Volgens de evolutietheorie stammen alle organismen op aarde, zowel levend als uitgestorven, af van een gemeenschappelijke voorouder of een voorouderlijke 
    genenpool. Deze universele gemeenschappelijke voorouder van alle organismen wordt verondersteld ongeveer 3,5 miljard jaar geleden te zijn verschenen.[4]

  4. Een organisme heeft het vermogen om zijn inwendig milieu constant te houden.
    Homeostase is het vermogen van een open systeem het interne milieu te reguleren om stabiliteit te handhaven door middel van dynamische evenwichtsaanpassingen. Homeostase vindt plaats door onderling samenhangende regelkringen. Het zorgt voor fysiochemische omstandigheden waarin stofwisselingsprocessen goed kunnen verlopen. Alle levende organismen, zowel eencelligen als meercelligen, vertonen homeostatisch evenwicht.

  5. Organismen transformeren energie en dragen energie over.
    Het overleven van een organisme hangt af van de voortdurende uitwisseling van energie. Stofwisseling is het geheel van biochemische processen die plaatsvinden in cellen ten behoeve van de activiteit, groei, voortplanting en instandhouding. Energie wordt daarbij van de ene vorm in de andere vorm getransformeerd. Energierijke biomoleculen uit voedsel kunnen worden omgezet in chemische energie (katabolisme) en kunnen worden omgezet in nieuwe moleculaire structuren die het organisme nodig heeft (anabolisme).

Verdere belangrijke eigenschappen van het leven zijn:

Hoewel volgens deze omschrijvingen de virussen niet tot het leven gerekend worden, wordt de virologie toch als onderdeel van de biologie beschouwd.

Geschiedenis van de biologie

De wetenschap van de biologie begint met de geneeskunde en de natuurlijke historie, zoals die werden ontwikkeld in het oude Griekenland en het oude Rome, met Aristo-teles en de arts Claudius Galenus als belangrijke namen. De biologie werd verder ontwikkeld in de middeleeuwen, door moslimgeneeskundigen en geleerden als al-Jahiz

AvicennaAvenzoar en Ibn al-NafisIn de periode van de Europese renaissance tot de vroegmoderne tijd raakte men beïnvloed door het empirisme, dat stelt dat kennis uit de ervaring voortkomt.Natuuronderzoekers gingen zich toeleggen op waarnemingen in het veld, experimenten op en ontleding van organismen, met geleerden en genees-

kundigen als Andreas VesaliusWilliam HarveyCarl Linnaeus en Georges-Louis Leclerc de Buffon, waardoor de biologische kennis snel toenam. In de vroege 17e eeuw wer-

den de resultaten van de voortschrijdende technische kennis in de microscopie zichtbaar, met onderzoekers als Robert HookeAntoni van Leeuwenhoek en Jan Swammer-dam. In de 18e en 19e eeuw specialiseerde zich het biologisch onderzoek, in vakgebieden als de botanie en de zoölogie. Bekende wetenschappers uit deze periode zijn 

Antoine LavoisierAlexander von HumboldtCharles DarwinGregor Mendel, die mede de basis legden voor biogeografieevolutiebiologieecologiegeneticacelbiologie

bacteriologiemorfologieembryologie en ethologie.

Grondslagen

In de 19e eeuw zijn de grondslagen van de biologie geformuleerd:

  • De celtheorie volgens welke alle levende wezens gemeenschappelijk hebben dat ze uit één of meer cellen bestaan en dat nieuw leven uitsluitend kan ontstaan uit bestaand leven: omnis cellula ex cellula. In die tijd waren virussen nog niet bekend. Virussen worden in het algemeen niet beschouwd als levend, maar de studie van virussen valt wel onder biologie.

  • De evolutietheorie – volgens welke alle (op aarde) levende organismen ontstaan zijn uit dezelfde oorsprong. De erfelijkheidsleer voegde een mechanisme toe waarmee erfelijke eigenschappen van generatie tot generatie kunnen worden overgedragen.

  • De materialistische verklaring van leven. Voor die tijd werd leven als iets gezien dat niet materialistisch verklaard kon worden (vitalisme). Door ontwikkelingen in de biochemie en microbiologie werd een aannemelijke verklaring van leven mogelijk zonder de veronderstelling van een geheimzinnige levenskracht, de vis vitalis.

Tot ver in de 19e eeuw was biologie voornamelijk bekend als natuurlijke historie, botanie en zoölogie, alle overwegend beschrijvende wetenschappen, die zich vooral bezig-hielden met de (bio)systematiek, dus inclusief de vorm (morfologieanatomie) en de classificatie en evolutie van taxa (taxonomie). Daarna kwam er steeds meer aandacht voor het functioneren van organismen, de fysiologie, en voor experimentele methoden. In de vroege 20e eeuw is de herontdekking van het werk van Gregor Mendel, later volgt het baanbrekende werk aan de structuur van het DNA door Francis Crick en James Watson. Het werd duidelijk dat DNA de belangrijkste chemische drager van erfe-lijke informatie is in alle bekende organismen en dat de genetische code voor alle organismen vrijwel identiek is. Biologie is in de twintigste eeuw een zelfstandige weten-schap geworden, met eigen instituten en opleidingen. De grenzen met aanpalende vakgebieden vervagen echter op dit moment. Veel onderzoeks- en onderwijsprogram-ma's omvatten biochemiebiofysicabiomathematicabio-informaticamedische vraagstukken en milieuwetenschappen. Er zijn dus grensgebieden met andere vakken zoals scheikundenatuurkunde of fysicageologiegeografiemedicijnenwiskundeinformatica en psychologie.

Enkele biologen

Deelgebiede

De biologie kan op verschillende manieren in deelgebieden worden onderverdeeld.

Indeling naar organisatieniveau

Een veelgebruikte onderverdeling is op organisatieniveau, waarbij sommige specialisaties zich op meerdere niveaus kunnen richten:

Bijzondere biologie

Bijzondere biologie is een wat oudere term voor de biologische vakgebieden die betrekking hebben op de systematiek van de soorten van bepaalde taxonomische groepen.

Bouw en ontwikkeling

*Een indeling naar de studie van bouw en ontwikkeling:

Indeling naar processen

*Een indeling op natuurlijke processen:

Indeling naar ecologie

*Een ecologische indeling:

Indeling naar benadering en methodiek

*Een indeling naar wetenschappelijke methode:

Indeling naar toepassingsgebied

Een indeling naar toepassingsgebied:

Integratie

*Integratie van grote deelgebieden

Omstreden

Geen biologie

  • intelligent design, een vorm van creationisme die het werk van een 'intelligente schepper' veronderstelt, omdat er op cel- en moleculair niveau zoveel ingewikkelde en perfect op elkaar afgestemde mechanismen zijn, dat die niet door evolutie ontstaan zouden kunnen zijn. Aangezien onderzoek naar deze intelligente schepper onmogelijk is, wordt intelligent design niet gezien als wetenschappelijke theorie. Daarnaast wordt het ontbreken van detailkennis over het mechanisme verward met die over het feitelijk bestaan van het verschijnsel evolutie.

Noten

  1.  → Friedrich Burdach in de Duitstalige Wikipedia, voetnoot 3.

  2.  Fascinerend Leven (21 auteurs), uitg. Academia Press, (Gent 2013), 613 p. ISBN 9789038220376, p.211 (voetnoot 3, in het hoofdstuk "Het soortbegrip in Buffons Histoire naturelle", p. 209-225). Ook vermeld in Thomas Junker: Geschichte der Biologie. Beck, München 2004, p. 8.

  3.  Avila, V.L. (1995). Biology: Investigating life on earth. Boston: Jones and Bartlett. pp. 11–18. ISBN 0-86720-942-9.

  4.  De Duve, C. (2002), Life Evolving: Molecules, Mind, and Meaning. Oxford University Press, New York, p. 44. ISBN 0-19-515605-6.

bottom of page