top of page

Onder de industriële revolutie (in sommige teksten wordt ook de schrijfwijze Industriële Revolutie gebruikt) wordt de historische omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen verstaan. De indus-triële revolutie begon rond 1750 in Engeland. Ze vervolgde begin 19de eeuw in de rest van Europa. Ambachte-

lijke en kleinschalige werkplaatsen groeiden uit tot grote fabrieken en vormden samen een grootschalige in-

dustrie. Door die groei daalde de prijs van de producten enorm waardoor steeds meer mensen zich deze kon-den veroorloven. Deze ommekeer is onomkeerbaar gebleken, eerst in Europa en later in de rest van de wereld: hij betekende een breuk met vroegere tijden en werd een gestage revolutie. Het betrof een relatief snelle uitvinding, ontwikkeling en toepassing van nieuwe technieken.

Proto-industrieën - Nijverheidsrevolutie

De periode vanaf ongeveer 1600 wordt aangeduid met de term nijverheidsrevolutie. In deze tijd is een aantal omstandigheden en situaties aan te wijzen die de industrialisering mogelijk hebben gemaakt:

*'Wetenschappelijk' uitgebate boerderijen vonden reeds tijdens de verlichting ingang. Middels rationalisatie en door paarden aangedreven 'machines' wist men de productie drastisch op te voeren. De Engelse Rother-ham ploegschaar uit 1730 had reeds een met metaal bekleed strijkbord. Doordat de productie werd opge-voerd waren minder landarbeiders nodig, die nu vrijkwamen voor ander werk. Dit schiep, samen met de bevol-kingstoename in Engeland, een gunstige conditie voor de fabrieken die massa's arbeiders nodig hadden.

*De aanwending van stoomkracht was reeds in de oudheid bekend. De Griekse 'ingenieur' Heron van Alexan-drië bouwde in de 1ste eeuw een vroeg model stoomturbine maar die werd meer als speelgoed beschouwd en, zover we weten, bleven praktische toepassingen indertijd achterwege.

*In 1709 werd stoomkracht ingezet door Thomas Newcomen(1664-1729) om een primitieve motor aan te drij-

ven die water uit een mijn in Devon kon pompen. In de mijnen waren goedwerkende pompen van levensbelang en hun introductie veroorzaakte een schaalvergroting die voordien niet mogelijk was geweest.

*Machines zoals watermolens en drukpersen hadden eind 18e eeuw reeds een hoge graad van technische per-fectie bereikt, bijvoorbeeld in het vroeg-geïndustrialiseerde gebied 'Wuppertal' in Duitsland. Het wachten was op de ontwikkeling van een krachtigere aandrijving dan de menselijke hand, wind of water.Het was de tex-

tielindustrie die daarbij het voortouw zou nemen. In Frankrijk ontwikkelde Joseph-Marie Jacquard al in 1790 

een volautomatisch en programmeerbaar zijde-weefgetouw. De concentratie van arbeiders onder één dak, in een 'fabriek' ging lang vooraf aan het verschijnen van motoraangedreven machines.Zijdefabrieken, tapijt- en

porseleinfabrieken waren al doorheen de 18e eeuw een gewoon verschijnsel. Maar de werkelijke industrialise-ring, met vervuilende fabrieken die een constante aanvoer van brandstof en ruwe materialen vereisten, moest toen nog komen.

Groot-Brittannië

Groot-Brittannië was het eerste land dat met de industriële revolutie te maken kreeg.De stoommachine stond

aan het begin van deze ontwikkeling.Men was nu niet langer alleen afhankelijk van menskracht,paardenkracht, 

watermolens en windmolens. De stoommachine werd in het begin vooral gebruikt om de waterpompen van mij-

nen aan te drijven. Daardoor was het mogelijk deze mijnen een stuk verder onder het grondwaterpeil te ex-ploiteren. Vanaf 1765 werd de stoommachine flink verbeterd door onder meer James Watt. Een grote veran-dering voltrok zich hierdoor in de textielnijverheid. Door de bevolkingstoename en de koloniale expansie be-gon de vraag naar katoenen producten snel te stijgen. Omdat de spinners en de wevers de grote vraag niet konden bijhouden, was dringend behoefte aan een door een krachtbron aangedreven weefgetouw, in het En-gels power loom genaamd.Er werd een weefgetouw met halfautomatisch schietspoel uitgevonden, en er kwam een machine waarmee je meerdere draden tegelijk kon spinnen. Deze 'Spinning Jenny,' in 1764 bedacht door 

J.Hargreaves, werd in 1779 gevolgd door een sterk verbeterd weefgetouw; 'Mule Jenny'. In het begin werden ze nog met waterkracht aangedreven, maar na 1780 was de stoommachine zover verbeterd dat deze ook in de fabrieken als aandrijving gebruikt kon worden. Er kon nu veel meer textiel worden geproduceerd. Dat was ook nodig, want in 1750 had Europa 163 miljoen inwoners en een eeuw later, in 1850, waren dit er 276 miljoen.[1] 

Al die mensen moesten kleding hebben. Dankzij de machines werd er sneller en goedkoper geproduceerd en bleven de loonkosten laag. De textielindustrie is een van de aanjagers van de industriële revolutie geweest. In de 18de eeuw werden de, soms al vanaf de Romeinse tijd, bestaande wegen verbreed en soms verhard en tal-loze nieuwe wegen aangelegd tussen de grote steden. Ook werden er waar dat mogelijk was kanalen gegraven tussen bevolkingscentra. Hierdoor werd het transport een stuk gemakkelijker en goedkoper.De uitvinding van 

de stoomtrein in 1824 maakte de aanvoer van grondstoffen voor de industrie en de afvoer van de geprodu-ceerde waren nog gemakkelijker, en hierdoor versnelde de industrialisatie nog. In de 19e eeuw was in Groot-Brittannië en de rest van Europa veel armoede en werkloosheid. Doordat er steeds meer fabrieken kwamen veranderde dat langzaam. In de industrie kwamen meer banen, maar ook de dienstverlening groeide. De wel-vaart steeg, maar kwam lange tijd nauwelijks ten goede aan de "gewone mensen". Uitbuiting en kinderarbeid waren ook tijdens de industriële revolutie nog heel gewoon. Pas rond 1900 veranderde dat; kinderarbeid werd verboden, en men verdiende een wat hoger loon zodat men dingen kon kopen die voorheen te duur waren.Thee 

bijvoorbeeld, en serviesgoed of een ijzeren bed. Het zou echter nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat de gemiddelde arbeider tot een zekere welvaart geraakte. Midden-Engeland, waar de industriële re-volutie begon noemde men nog tot ver in de 20e eeuw "Black Country". Er werd daar erg veel smerige rook uit-gestoten door de talrijke steenkool verbruikende stoommachines.Dit was het geval in LiverpoolLeedsBlack-

burnManchester en andere industriesteden.

Weerstand tegen de vroege industrialisatie

Niet iedereen was het eens met de invoering van machines die het werk sneller deden dan de mens. Er waren verscheidene boycotacties tegen fabrikanten en zelfs regelrechte opstanden van werkloos geworden thuis-werkers zoals wevers. Deze werden veelal uit de markt gedrongen door de goedkoper werkende nieuwe fa-brieken. Berucht waren de luddieten,die zich noemden naar de legendarische Ned Ludd. Zij bezochten fabrie-

ken waar spinning Jenny's opgesteld stonden en sloegen deze kapot. Deze arbeidsonrust werd hardhandig de kop ingedrukt waarbij zelfs actievoerders werden veroordeeld tot de galg.

De nieuwe arbeidersklasse

De gevolgen v.d.industrialisatie waren te zien in het proces v.d.snelle urbanisatie van voorheen relatief kleine 

dorpen en stadjes waar de nieuwe fabrieken kwamen. Een stad als Manchester veranderde tussen 1800 en 1850 in een vuile en ongezonde industriestad. De stoommachines bliezen dikke rookwolken door de hele stad en de ververijen loosden hun afval direct op de rivier. Toch stroomden de mensen v.h.platteland er noodge-dwongen massaal heen voor werk. Er ontstond daardoor een nieuwe sociale klasse: de arbeiders, oftewel het industriële proletariaat. Ze woonden in overbevolkte krottenwijken in slechte behuizing met nauwelijks sani-tair. De gemiddelde levensverwachting was er laag, en de kindersterfte hoog. De elite accepteerde het vuil van de fabrieken als de onontkoombare prijs voor hun succes. De schoorstenen waren symbolen van economi-sche macht, maar ook van maatschappelijke ongelijkheid. De slechte omstandigheden van de arbeidersklasse gedurende de industrialisatie wordt ook wel de sociale kwestie genoemd. De arbeiders zouden om hun omstan-digheden te verbeteren in de loop van de eeuw een politieke beweging vormen op socialistischeanarchisti-

sche en later ook confessionele grondslag. In 1845 beschreef de in industriestad Barmen (nu Wuppertal) ge-boren Friedrich Engels in zijn boek Die Lage der arbeitenden Klasse in England (1845) de abominabele omstan-digheden in de textielindustrie in Manchester, waar hij een fabriek van zijn vader bestuurde. Gids en 'eyeo-pener' was de arbeidersvrouw Mary Burns, die met Engels haar leven lang een relatie had. Karl Marx schreef

in navolging van Engels Das Kapital. Hij zag dat de industriële macht, die steeds meer gecentreerd werd rond machtige ondernemers, leidde tot uitbuiting v.d.arbeidende massa en vervreemding. De arbeiders waren te-gelijk verstoken van politieke macht, omdat die zelfs in de meest democratische staten was voorbehouden aan de kapitaal- en grondbezitters (door middel v. censuskiesrecht). De rol die de industrialisatie bij Marx speelt is ambigu: enerzijds leidt ze tot de grootschalige uitbuiting van de arbeiders, anderzijds maakte de techno-logie een ontwikkeling mogelijk die gebruikt kon (en moest) worden voor de vestiging van een socialistische, c.q. communistische, maatschappij.

Mannen, vrouwen, kinderen

Door het wegvallen v.d.mogelijkheid om met huisnijverheid tegen de massafabricage te concurreren moesten mannenvrouwen en kinderen in de fabrieken gaan werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Het levens-doel van de bezitloze en diens gezin bestond, vanaf de kindertijd tot het lichaam het opgaf,louter uit werken om in leven te blijven.[2] Pas veel later werden kinderen en vrouwen vrijgesteld van die arbeid. Mannen moes-

ten vanaf eind van de negentiende eeuw, vaak ver van huis en haard en door middel van het maken van extreem lange werkdagen, de kost verdienen voor vrouw en kinderen. Hoe meer ze om hun gezin gaven hoe minder ze aanwezig waren. Deze ingewikkelde positie leidde tot veel ongenoegen, ook bij de vrouwenbeweging die in eer-ste instantie de vrijstelling van vrouwen en kinderen had verdedigd. De industriële revolutie leidde (door de afwezigheid van vaders) tot een grote verandering in de positie van het vaderschap. Niet alleen konden ze door hun fysieke afwezigheid niet deelnemen aan de dagelijkse opvoeding, maar ook hun eigen gevoelsleven 

veranderde daardoor. Dit kan, naast de zware arbeidsomstandigheden, een oorzaak zijn geweest voor het toe-nemend alcoholmisbruik.[3] De vrijstelling van vrouwen v.d.loonarbeid werd in sommige landen vrij algemeen,

maar wel in verschillende mate. Onder andere door oorlogen waar mannen massaal naar het slagveld gingen en daar vaak niet meer vandaan kwamen,moesten vrouwen weer in grotere mate deel gaan nemen aan het arbeids-proces. Dit gebeurde in het ene land meer dan het andere. Nederland had een relatieve uitzonderingspositie doordat het niet deelnam aan de Eerste Wereldoorlog.

België

Op het vasteland van Europa volgde na 1798 het huidige België. Het werd het eerste geïndustrialiseerde land na En-geland. België bevond zich onder het bewind van Napoleon Bonaparte "in staat van industriële revolu-tie". James de Rothschild schreef op 22 november 1836: "Het is enigszins angstwekkend hoe België verandert in een grote aandelenfabriek." De industriële centra waren GentVerviersLuikBergen en Charleroi.

*1799 Verviers : wol. De wolindustrie bestond reeds lang.Verviers was beroemd om zijn uitmuntend schapen-wollaken. De textielondernemer Iwan Simonis in Verviers werft in 1799 William Cockerill aan. Hij gebruikte een aantal Britse industriële uitvindingen (niet beschermd door patenten in Frankrijk) om in Verviers vanaf 1799 en later in Seraing een van Europa's grootste firma's (Cockerill) uit te bouwen voor de productie van (textiel-)machines en staal. Verviers werd door zijn inspanningen leidinggevend op het vlak van gemechani-seerde wolproductie en is daarmee de bakermat van de industriële revolutie op het Europese continent.

*1800 Gent : katoen en vlas. Reeds in de middeleeuwen was Gent een vooraanstaand centrum voor wolproductie. Lieven Bauwens maakte als industrieel spion een aantal reizen naar Groot-Brittannië en wist de M.Jenny en geschoold personeel naar het Gentse te smokkelen. Met de gesmokkelde machines richtte Bauwens in 1800 een katoenspinne-rij op in Gent, in de Oude Abdij van Drongen. Gedurende de 19de eeuw groeide Gent uit tot ‘het Manchester van het continent’. De reusachtige fabrieken van de katoen- en vlasin-dustrie zorgden ervoor dat Gent in die periode de belangrijkste industriestad van Vlaanderen was.

*1817 Luik : ijzer, steenkool, zink, machinebouw en glas. John Cockerill was de zoon van William Cockerill. Hij was een rasechte ondernemer en bouwde in het huidige België een industrieel imperium op. In 1817 kregen ze van Koning Willem I de gelegenheid de Luikse staalindustrie te moderniseren. Ze kochten het voormalige kas-teel van de prins-bisschop van Luik in Seraing en bouwden er de eerste hoogovens op cokes - in plaats van 

houtskool -, gebruikmakend van de steenkool die in de regio werd gewonnen. Ze introduceerden daarmee de massaproductie van ijzer en staal, niet alleen de ruwe producten maar ook machinesschepenlocomotieven en spoorwegmaterieel. Na 1830 leverde Cockerill de rails en locomotieven voor de eerste spoorwegen van het on-afhankelijke België en van de rest van het Europese vasteland. In 1838 vormde hij het eerste grote geïnte-greerde industriële complex met hoogovens, staalgieterijwalserijensmederijen en constructiewerkplaatsen, aan de oevers van de Maas, ontsloten door een eigen haven en via spoorwegen verbonden met nabijgelegen 

erts- en kolenmijnen.

*Bergen : steenkool

*Charleroi : ijzer, steenkool, glas

Overig Europa, Amerika en Japan

Op het vasteland van Europa volgden na België wat later Frankrijk en Pruisen. In Amerika kwamen grootscha-lige in-dustriële ontwikkelingen al snel op gang in de noordoostelijke staten van de Verenigde StatenNa 1870 

industrialiseerde Japan als eerste niet-Westers land. Pas omstreeks 1880 volgde de rest van Europa.

Verdere industialisatie

Sinds het eind van de 20e eeuw is een snelle industrialisering van Azië en Zuid-Amerika gaande. In Azië heb-

ben met name de 'Aziatische Tijgers', zoals SingaporeZuid-KoreaTaiwan en Hongkong in de afgelopen 30 jaar een grote vooruitgang geboekt. Maar ook bijvoorbeeld ThailandMaleisiëIndia en met name China zijn hard bezig om de economie te industrialiseren.In Latijns-Amerika gaat het vooral om MexicoBraziliëArgen-

tiniëChili,Uruguay en  Venezuela. Het is echter nog maar de vraag of al deze landen ook in staat zullen zijn om de industriële revolutie door te zetten:(staats)schulden en externe factoren zoals de invloed van onder andere multinationals en internationale vrijhandelsverdragen kunnen dit proces sterk beïnvloeden.In Afrika en het Midden-Oosten laat een industriële revolutie op enkele uitzonderingen na (bijvoorbeeld Koeweit en Zuid-Afrika) grotendeels nog op zich wachten.

De industriële revolutie in fasen

De industriële revolutie bestaat uit een aantal fasen. Het tijdstip voor een bepaalde fase is niet voor ieder land hetzelfde. In sommige werelddelen waar de industrialisatie pas later begon,werden de eerste fasen over-geslagen. De stoommachine heeft bijvoorbeeld in de meeste Aziatische landen nooit een grote rol gespeeld. 

Eerste industriële revolutie

Gietijzer en stoommachines

*Gietijzer: in Europa werd in de 19e eeuw de hoogoven op cokes uitgevonden. Men ging cokes gebruiken in plaats van houtskool, zodat grootschalige ijzerproductie geen aanslag meer deed op de bossen, maar wel het begin vormde voor de nog steeds groeiende hoeveelheid van het broeikasgas CO2. De hoogoven, in tegenstel-ling tot de vroegere laagoven, was een oven waarin een zeer hoge temperatuur kon worden bereikt. Het ijzer kwam hierin tot smelten, waarna het vloeibare ijzer aan de voet van de oven kon worden afgetapt. Het ijzer was nu vrij van resten erts en slak, maar er was wel veel koolstof in opgelost, ongeveer 4 %. Het aldus ver-kregen gietijzer was wel zeer hard, maar ook bros. Het was voor sommige toepassingen een geschikt mate-riaal, maar onbruikbaar voor bijvoorbeeld stoomketels op hoge druk en snel bewegende machineonderdelen.

*Stoommachines : door de uitvinding van de stoommachine, en voornamelijk door de verbeteringen daaraan door James

Watt, was het vanaf 1777 mogelijk om continu mechanische energie ter beschikking te hebben, zonder dat daar paarden of ossen voor nodig waren. En op veel grotere schaal dan deze dieren konden leveren.De eer-ste fabrieken ontstonden,de mijnen en de textielindustrie breidden zich enorm uit.De productiekosten daal-den,mede door deze schaalvergroting, enorm. Doordat de stoommachine een groot en duur apparaat was, was het alleen voor grote bedrijven mogelijk om er een aan te schaffen. De fase van de stoommachine is heden ten dage bijna geheel afgelopen, haar rol is overgenomen door de turbine en verbrandingsmotor.

Tweede industriële revolutie

Staal, elektriciteit, turbines en verbrandingsmotor

*Staal: pas sinds 1879 is men er door verbetering van het productieproces door middel van het procedé van 

Thomas-Gilchrist in geslaagd ijzer betrekkelijk eenvoudig te zuiveren. Met een koolstofgehalte van minder dan 2% werd het ductiel genoeg om te kunnen bewerken (bijv.b.: walsen). Staal is veel sterker dan gietijzer,

waardoor alles lichter en toch sterker uitgevoerd kon worden.Door een toegenomen kennis v.d.chemie wist

men welke stoffen men aan het erts moest toevoegen om ongewenste bestanddelen zoals zwavel of fosfor te

verwijderen. Daardoor werd het veel gemakkelijker om kwalitatief hoogwaardig staal te vervaardigen.

*Elektriciteit : aan het einde van de 19e eeuw werden diverse uitvindingen betreffende het gebruik van elek-triciteit gedaan. De bekendste daarvan is de verbeterde gloeilamp door Thomas Edison. Vooral na de uitvin-ding van de wisselstroommotor door Nikola Tesla werd deze nieuwe vorm van energie als krachtbron algemeen toegankelijk. Het grote voordeel van elektriciteit boven stoom is dat het makkelijk te transporteren is. Hier-door kwam het ook voor kleine bedrijven en wat later zelfs voor particulieren beschikbaar. Door de gloeilamp werd het mogelijk om langer door te werken in de fabrieken. Het was met elektriciteit mogelijk om alles te doen wat met stoom kon, vaak voor een lagere prijs, op kleinere schaal, veilig, en bijna overal. De elektrische fase van de industriële revolutie is nu vrijwel volgegroeid qua ontwikkeling, en een groot deel van de wereld is voorzien van een aansluiting op een elektriciteitsnetwerk.

*Turbines : de stoomturbine werd in zijn allersimpelste vorm rond 1883 uitgevonden door de Zweedse inge-

nieur Gustav de Laval; de lavalturbine. Deze turbine bestond uit een groot aantal emmervormige schoepen die stoom opvangen en omzetten in een rondgaande beweging. Dit type turbine was niet erg efficiënt en draaide veel te snel:een toerental van 20.000 tot 25.000 tpm was niet ongewoon.In 1884 ontwierpde Britse ingenieur 

Charles Algernon Parsons de reactieturbine, die veel langzamer draaide.Ze had het juiste toerental om een 

elektriciteitsgenerator aan te drijven. Deze turbine laat de stoom in de lengterichting van de as stromen en verlaagt de druk trapsgewijs, verspreid over een aantal schoepenwielen.

Lenoirs Motor

*Verbrandingsmotor : de uitvinding van de tweetaktgasmotor was een volgende ontwikkeling. Tot dan werden voor-namelijk stoommachines gebruikt. Deze waren groot en duur en alleen geschikt voor grote fabrieken. 

Etienne Lenoir construeerde in 1859 een kleine motor die werkte op het stads- of lichtgas (steenkoolgas) dat in Parijs overal beschikbaar was. Het principe was een machine waarbij in de eerste helft van de eerste slag (takt komt pas later met Otto) een mengsel van 6% stadsgas en 94% lucht werd aangezogen. Halfweg de eer-ste slag werd het niet gecomprimeerde mengsel met een bougie in brand gestoken. Het verbrande gasmengsel

zette uit en duwde de zuiger onder hoge druk verder. Tijdens de ingaande tweede slag werd het verbrande gasmengsel uitgedreven.De machine verenigde al de kennis van zijn tijd; De stoommachine,de recent uitgevon-

den bobine van Ruhmkorff voor de ontsteking en de bougie; een eigen uitvinding van Lenoir. Ze gebruikte de gepatenteerde zuiger van Street, de inwendige verbranding en dubbelzijdige actie zoals bij de machine van le Bon en ze is vonkontstoken zoals de machine v.d. Zwitser Isaac de Rivaz. Het was de eerste motor met inwen-dige verbranding, dubbelzijdige werking, tweetakt en zonder voorafgaande compressie.

Offshore platform

*Aardolie : in de Verenigde Staten werd aan het eind van de 19e eeuw de eerste aardolie opgepompt. Was dit in het begin alleen van belang voor de ontwikkeling van de automotor, met de uitvinding van bakeliet en ande-re kunststoffen, ontstond de petrochemische industrie. In bijna alle industriële producten zijn tegenwoor-dig aardoliederivaten verwerkt, of anders is het transport ervan wel afhankelijk van aardolie. De Westerse economieën kregen een stevige klap door de oliecrisis in de jaren zeventig. Later groeiden ze weer enorm, maar in het begin van de 21e eeuw stijgen ook de olieprijzen weer explosief. De voorraad aardolie wordt snel kleiner, de wereldwijde reserve wordt momenteel, bij de huidige gebruik, geschat op zo'n 70 tot 120 jaar. Hiervan is 40 jaar bewezen.[5] De consumptie stijgt echter nog steeds terwijl het aantal nieuwe vondsten bij de verwachtingen achterblijft, zodat er waarschijnlijk al eerder olietekorten zullen optreden. Daarom wordt naarstig gewerkt aan het ontwikkelen van alternatieve bronnen van energie, en aan manieren om bijvoorbeeld kunststoffen en transportbrandstoffen te fabriceren uit plantaardige bestanddelen.

Derde industriële revolutie

*Communicatie en digitalisering

Door de uitvinding van een aantal nieuwe communicatievormen vanaf het eind v.d.19e eeuw, en vanaf de jaren vijftig, de computer, werd het mogelijk om informatie bijna overal ter wereld te raadplegen. Mede hierdoor werd het voor bedrijven mogelijk te globaliseren: coördinatie van productie en levering kon vanaf dan zeer ef-ficiënt en wereldwijd plaatsvinden waardoor grote schaalvoordelen mogelijk werden.

Digitale revolutie

De communicatiesystemen verbeteren door het overschakelen v. analoge naar digitale vormen van elektroni-sche communicatie enorm, in het bijzonder sinds de opkomst van het internet. Men noemt dit de digitale revo-lutie. Het valt niet te verwachten dat deze groei binnen afzienbare tijd zal afnemen. Volgens veel analisten is nu een nieuw tijdperk aangebroken: dat van de informatiemaatschappij of diensteneconomie. Hierbij is de ver-werving en kanalisering van informatie belangrijker geworden dan de pure productie. De kanalisatie en be- en verwerking van informatie genereert in de oude industrielanden steeds grotere kapitaalstromen in vergelij-king met de 'oude' industrie, die in deze landen geleidelijk een steeds verder krimpend segment van de eco-nomie vormt. Maar ook de oude industrie doet met de digitalisering haar voordeel.

Zie ook

Externe link

Literatuur

  • Sven Beckert, Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie, 2016, ISBN 9789048834600

  • Jan Luiten van Zanden, The Long Road to the Industrial Revolution. The European Economy in a Global Perspective, 1000-1800, 2009

  • Christopher A.Bayly,The Birth of the Modern World, 1780-1914.Global Connections and Comparisons, '04

  • Robert C. Allan, The British Industrial Revolution in Global Perspective, 2004

  • David S. Landes, The Unbound Prometheus. Technical Change and Industrial Development in Western Eu-rope from 1750 to the Present, 2003, ISBN 0-521-53402-X

  • Patrick Karl O'Brien (red.), Industrialisation. Critical Perspectives on the World Economy, 1998, 4 dln., ISBN 0415123690

  • Hans Righart, De Trage Revolutie. Over de wording van industriële samenlevingen, 1991

  • Eric Hobsbawm, Industry and Empire. From 1750 to the Present Day, 1968, ISBN 0-14-013749-1

  • Karl Polanyi, The Great Transformation. The Political and Economic Origins of Our Time, 1944, ISBN 0-8070-5643-X

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Omhoog ↑ http://www.un.org/esa/population/publications/sixbillion/sixbilpart1.pdf VN-rapport The World at Six Billion z.j. (waarschijnlijk 1999)

  2. Omhoog ↑ Woud van der, Auke, 2010, Een koninkrijk vol sloppen, blz 14, Uitgeverij Bert Bakker, Amster-dam, ISBN 978 90 351 3597 0

  3. Omhoog ↑ Burgess, Adrienne, 1997, Het vaderinstinct, vanaf blz 49, Podium, ISBN 90-5759-001-8

  4. Omhoog ↑ Een kwaad leven; de arbeidsenquête van 1887 ISBN 90-6285-020-0

  5. Omhoog ↑ Table of proved oil reserves 2006 van BP

bottom of page