top of page

Oorsprong en geschiedenis van de druivelaar

De druivelaar die wij met zijn allen in Europa kennen : de Vitis vinifera behoort tot de familie van de wijnstokken , de vitaceae, deze om-vat een zestigtal wilde Vitis soorten die terug te vinden zijn in AziÎ, Noord-Amerika en Europa.De Noord-Amerikaanse soorten V.berlan-dieri, V.rupestris en V.riparia worden voornamelijk gebruikt als onderstam voor de Vitis vinifera omdat ze zowel resistent zijn tegen de gevreesde Phylloxera, Oi-dium en meeldauw soorten. De meeste van onze tafel –en wijndruiven stammen af van de in het wild nog (zeld-zaam) voorkomende Vitis vinifera ssp. Sylvestris , meestal gevestigd langs rivieroevers of aan de randen van loofbossen. De menselijke druk en de Phylloxera epidemie hebben de wilde populaties danig gedecimeerd dat deze als bedreigde soort aanzien worden en in het Middelandse zeegebied bescherming genieten.Wilde druivensoorten bestonden wellicht reeds meer dan 1 miljoen jaar geleden, maar het is tussen 7.000 en 4.000 voor Christus dat de cultivatie er van door de mens begon, volgens de meeste auteurs in een gebied rond de Zwarte Zee en Iran. De eerste archeologische sporen van wijnresidu dateren van het eind van het zevende millenium, in de Zuid Anato-lische stad Katal Huyuk werd omstreeks 6250 vr.Christus reeds wijn geproduceerd . In het vijfde millenium breidde zich dit uit tot Grie-kenland en Kreta , waar om het belang van de wijncultuur te illustreren ook een God van de wijn : Dionysos vereerd werd. De eerste spo-ren van wijncultuur bij de Romeinen dateren van ca 900 vr.Christus, ook in Spanje kwam onder invloed van de Phoeniciers op het zelfde moment een wijncultuur tot stand. De eerste tekenen van wijnbouw in Frankrijk zouden rond 600 vr.Christus in de buurt van Marseille te-rug gevonden zijn onder invloed van Griekse zeevaarders. 

Romeinen geven franse wijncultuur een eerste boost 

Het zijn echter de romeinen die de franse wijncultuur een enorme boost gaven, na Zuid Frankrijk was het de beurt aan de Languedoc, ge-volgd door Aquitanie (1ste eeuw na Chr.) om zich dan ook naar meer noordelijke gebieden te verspreiden in de Rhone, Loire en Seine val-leien. Deze regio’s deden het zo voortreffelijk dat de Italiaanse wijnproductie onder druk kwam te staan en keizer Domitianus een edict uitvaardigde waarbij de helft van de franse wijngaarden vernietigd diende te worden , er zijn echter geen bewijzen dat dit ook daadwer-kelijk gebeurd is. . In de vierde eeuw rijkt de wijnbouw reeds tot de Rhijn en Moezel vallei . In de Elzas zou het tot de 8ste eeuw n. Chr. duren vooral er van de eerste wijnbouw sprake was. 

Wijn in en na de middeleeuwen. 

Dankzij het christendom overleeft de wijncultuur ook na het einde van het romeinse rijk , vele kloosterordes bewaarden de geheimen van het wijnvak en plantten grote wijngaarden aan . Wijn was niet meer alleen ‘Het bloed van Christus’, maar tevens een economisch belang-rijk product, men mag niet vergeten dat de middeleeuwse stadsmens omwille van hygienische omstandigheden geen water dronk maar steeds een licht gealchholiseerde drank , in noordelijke regionen waar wijnbouw onmogelijk was dronk men een soort tafelbier , in meer gematigde gebieden een ordinaire jonge tafelwijn. Met de romeinse cultuur was ook de amphora van het toneel verdwenen, wijn werd nu in een soort primitieve (houten) vaten bewaard en verzuurde veel sneller door oxidatie, waardoor middeleeuwse wijn jong gedronken dien-de te worden. Rond de 17de eeuw deed de wijnfles en kurk zijn intrede , kon vroegtijdige oxidatie voorkomen worden en ontdekte men dat rijping op fles voor een aangenaam bouquet kon zorgen. 

Druivelaar soorten - rassen voor tafelgebruik en rassen voor wijnproductie

Verschil tafeldruif verus wijndruif

* Tafeldruiven zijn druiven die vooral groot en saprijk dienen te zijn in tegenstelling tot wat men zou denken ligt het  suikergehalte bij een eetdruif ca 20% lager dan bij een wijndruif. 

* Ook het zuurgehalte (belangrijk in het wijnproces) ligt bij de eetdruif gevoelig lager, door selectie streeft men immers naar een tafel-druif die niet zurig smaakt.

* Bij een tafeldruif zal de schil meestal wat dikker zijn en het vruchtvlees solieder, dit is commercieel belangrijk om transport mogelijk te maken, de sapopbrengst ligt echter daardoor ook meer dan 25% lager dan bij de wijndruif. 

* Het allerbelangrijkste verschil ligt in de smaak en aroma , tafeldruiven smaken heerlijk op het moment dat ze genuttigd worden maar blijken na gisting vaak weinig aroma over te houden. Dit betekent niet dat je van je tafeldruiven geen wijn kan maken, maar de smaak zal nooit uitzonderlijk zijn.

* Er is ook een verschil in teelt, bij eetdruiven gaan we net als bij fruitbomen, blijvende gesteltakken ontwikkelen, bij wijndruiven wordt in de winter al het oude , vruchtdragende hout verwijderd tot enkel nog drie vervangende scheuten overblijven.

Rassen - Tafeldruiven.

Openlucht druiven : 

Boskoop Glorie’ , kleine , zoete blauwe druiven , goede tafeldruif, rijp in augustus –sept.

‘Himrod Seedless’ : bekende pitloze witte (groene) tafeldruif met groengeel vruchtvlees, zoete smaak , rijp in september.

Muscat Bleu’, blauwe middelvroege eetdruif, met kenmerkend muscaat aroma, grote druiven, plukrijp: juli- augustus, goed ziekteresistent

‘Parel van Zala’ : ziekte resistente witte tafeldruif met zoet aroma , plukrijp midden september. 

‘Primavera’ : witte druif van Portugese origine, plukrijp september

‘Sophie’ : witte tafeldruif met langwerpige bessen, ziekteresistent, plukrijp september.

‘Vanessa’: pitloze,lichtrode kleine druif,bijzonder aromatisch en zoet,lange bewaartijd,plukrijp in september,resistentie tegen meeldauw. 

Vroege van der Laan’ , kleine, zoete, sappige en productieve witte buitendruif, rijp in aug.-sept. Nadeel : ziekte gevoelig. 

Kasdruiven : 

‘Centennial seedless’: witte kasdruif met stevige bessen en zachte muscaat smaak, in onze region aanbevolen voor kasteelt. 

‘Frankentaler’ , blauwe druif, groter dan Boskoop Glorie, sappig, rijping in september. 

‘Golden Champion’ : witte kasdruif met grote smakelijke bessen, zoet aroma maar niet zelfbestuivend, goede bestuiver is ‘Frankenthaler’

‘Katharina’ : recent tafeldruivenras ( 2007), lichtroze gekleurde , grote druiven in losse trossen, goed aroma, stevig vruchtvlees, laatrij-pend: oktober , in de lage landen aanbevolen voor serreteelt

Muskaat van Alexandrië’ : witte kasdruif, commercieel ras, geel vruchtvlees met zoete aromatische smaak, rijpt enkel in serre voldoende goed, plukrijp : augustus.

‘Theresa’ : laatrijpende witte tafeldruif met een licht roze schijn, langwerpige smaakvolle bessen, goed ziekteresistent, plukrijp in okto-ber, enkel geschikt voor de kasteelt.

Planten van een druivelaar - standplaats - grondsoort - orientatie

Druivelaars zijn van nature thuis in streken met een (gematigd) warm klimaat,in onze koudere regio's is het aldus raadzaam ze op een be-schutte standplaats, liefst tegen een warme, zonnige muur (zuid-of -oost gericht) te laten aangroeien. Deze buitendruiven zullen in war-me, droge zomers een goed en bevredigend resultaat geven, wie echter over een serre (kas) beschikt zal nog betere kwaliteit oogsten. 

Waarop moet je letten : (standplaats, watergift, bemesting, snoeien, krenten of dunnen , ziektes )

* Zonnige standplaats min 6-7 u zon is een must . 

* Vruchtbare, goed doorlaatbare grond met een PH van ca 6- 7,5 , een goed gedraineerde bodem is belangrijk omdat druivelaars niet te-gen te natte grond kunnen , wie drainage aanbrengt doet dit best op een diepte van ca 70-80 cm , vitis vinifera wortelt immers vrij diep. 

* Jonge druivelaars die tegen een muur aangroeien staan meestal in de regenschaduw, dit betekent dat ze tot 50% minder water krijgen via gewone regen , in periodes van droogte zal dan extra watergift nodig zijn, eens de druivelaar er enkele jaren staat , heeft hij met zijn diepgravende wortels meestal reeds de vochthoudnde lagen bereikt en is er zelden nog extra watergift nodig. Vermijdt ook te veel water geven eens de vruchten rijpen.

* Alhoewel druivelaars nood hebben aan een kaliumrijke bemesting tijdens het groeiseizoen , mag hier ook niet mee overdreven worden, te rijke bodem zorgt voor te explosieve groei tenadele van de vruchtvorming...en om deze druiven is ons toch te doen Tijdens de rijpingsperiode geen mest meer toedienen. 

* Druiven groeien op éénjarig hout , snoeien doe je best in de winter op een dag dat het niet vriest, wie te laat snoeit zal zijn druivelaar zien 'bloeden'. Ook in de zomer kan je te geweldige jonge scheuten makkelijk terugsnoeien. Snoeien van tafeldruiven en wijndruiven is totaal verschillend - meer info over snoeien van druiven 

* Om mooie gevulde trossen te bekomen kan je gaan 'krenten',eens de trossen tot op 25-30cm van elkaar gedund zijn kan je ook de tros-

sen zelf gaan uitdunnen, doe dit zo dat de bovenkant breed blijft en de onderkant smaller. Vermijdt ook de druiven zelf vast te pakken , dan beschadig je vaak de beschermende waslaag.

bottom of page