Sigmund Freud, geboren als Sigismund Schlomo Freud (Freiberg, Moravië), 6 mei 1856 – Londen, 23 september 1939) was een zenuwarts uit Oostenrijk-Hongarije en de grondlegger van de psychoanalyse. Hij was van joodse afkomst. Hoewel Freuds theorieën en methodes omstreden zijn, wordt hij gezien als een van de meest in-vloedrijke psychologen en denkers van de 20e eeuw.
Kinderjaren
Freud werd als zoon van joodse ouders geboren in de Moravische stad Freiberg (tegenwoordig Příbor in Tsjechië). Ofschoon Freud al vroeg atheïst werd, heeft hij later het belang van zijn joodse wortels voor zichzelf benadrukt. Onder de indruk gekomen van het opkomende nazisme ontwikkelde Freud later enige sympathie voor het zionisme. Zijn vader, wolhandelaar Kallamon Jacob Freud (Tysmenitz, Galicië, 18 december 1815 – Wenen, 23 oktober 1896), was bij de geboorte van zijn zoon Sigmund bijna veertig jaar oud. Hij was reeds voor de derde keer getrouwd en wel met Amalia Freud (1835–1930; geboren Nathansohn). Freud had naast twee halfbroers uit de eerdere huwelijken van zijn vader ook nog zeven volle broers en zussen. Toen het bedrijf van Kallamon Jacob Freud in de economische crisis van
1857 failliet ging, betekende dit voor de welvarende[bron?] familie een sociaal en moreel verval. In 1859 verhuisde de familie Freud naar Leipzig en korte tijd later naar Wenen. Daar ging Freud in 1865 naar het Leopoldstädter Communal-Realgymnasium, waar hij een uitstekende leerling bleek.
Studie
Aanvankelijk was Freud van plan om rechten te gaan studeren, maar in 1873 schreef hij zich in aan de medische faculteit van de Universiteit van Wenen. In 1874
zorgde Carl Claus, een van de professoren voor zoölogie, ervoor dat Freud met een stipendium aan een zoölogisch onderzoek kon beginnen. In 1876 vertrok Freud hiervoor naar Triëst, waar hij de voortplantingsorganen van palingachtigen onderzocht. Na zijn terugkeer in Wenen stapte hij over naar het Physiologisch Instituut onder leiding van Ernst Wilhelm von Brücke. Hoofdgebouw van de Universiteit van Wenen, het wetenschappelijk instituut waar Freud studeerde en werkzaam was
In 1879 begon Freud aan zijn militaire dienst en in 1881 promoveerde hij op het thema Über das Rückenmark niederer Fischarten (over het ruggenmerg van lagere vissoorten) tot doctor in de geneeskunde[bron?].
Gezinsleven
Op 25 april 1886 trouwde Freud met Martha Bernays (1861-1951), die uit een vooraanstaande familie van rabbijnen en geleerden stamde. Via dit huwelijk werd Freud ook de oom van de in 1891 geboren Edward Bernays, de "vader van de public relations".
Freud en Bernays kregen samen zes kinderen:
-
Mathilde (1887–1978)
-
Jean-Martin (1889–1967)
-
Oliver (1891–1969)
-
Ernst August (1892–1970)
-
Sophie (1893–1920)
-
Anna (1895–1982)
Freuds zonen kregen de namen van belangrijke (historische) figuren: Jean Martin werd naar de hysteriespecialist uit Parijs Jean-Martin Charcot genoemd. Oliver, naar Oliver Cromwell, die Engeland voor de joodse bevolking opende. Ernst August, de derde zoon, werd naar de beroemde fysioloog Ernst Wilhelm von Brücke ge-noemd.[1] Freud had een bekoelde relatie met zijn zonen; met zijn dochters kon hij het veel beter vinden. Mathilde en Anna stonden qua intellect ook dichter bij hun vader dan hun broers. Hij kon met hen beter discussiëren, ofschoon hij dit maar weinig deed, vanwege het feit dat ze vrouwen waren.[bron?] Freud was geen liefde-volle en warme vader voor zijn kinderen, die veel weerstand ondervonden als ze toenadering tot hem zochten. Überhaupt was het voor hem moeilijk om contact te maken met anderen en om warme contacten met vrienden en collega's te onderhouden.
Latere leven
In 1891 verhuisde Freud naar de Berggasse 19, dat hij overnam van zijn collega Victor Adler, de persoon die aan de wieg stond van de Oostenrijkse sociaaldemocratie. Hier zou Freud de komende 47 jaar blijven wonen en werken. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog schaarde Freud zich nogal uitdrukkelijk enthousiast aan de zijde van zijn vaderland Oostenrijk-Hongarije. Pas toen duidelijk werd welke uitwerkingen de oorlog had, veranderde Freud langzaam zijn standpunt. In 1922 kreeg
Freud een carcinoom, zodat een jaar later zijn rechter bovenkaak en verhemelte verwijderd moesten worden en hij een prothese kreeg. In de volgende 15 jaren moesten nog 33 andere operaties worden uitgevoerd. De ziekte werd met de jaren echter alleen maar erger. In 1938 na de annexatie door nazi-Duitsland besloot Freud (na aandringen) vanwege de antisemitische maatregelen naar Engeland te emigreren waar hij in Londen overleed.
Ontstaan van de psychoanalyse
Aan de basis van de psychoanalyse staat de hysterie, die door Freud niet fysiologisch maar psychogeen werd verklaard.
Werk als arts
Vanaf 1882 was Freud verbonden aan het 'Allgemeines Krankenhaus der Stadt Wien' (Algemeen ziekenhuis van Wenen) en werkte hij in het laboratorium voor her-senanatomie. Tevens doceerde hij aan de Weense Universiteit, waar hij een buitengewoon professoraat bekleedde. Vanwege zijn achtergrond als fysioloog zocht hij oorspronkelijk naar neurologische verklaringen voor afwijkend gedrag. In de periode 1884 - 1887 deed Freud onderzoek naar cocaïne. Voor zijn werk "Ueber Coca" deed hij verschillende zelfexperimenten. Ook probeerde hij tevergeefs een vriend met morfineverslavingen met behulp van cocaïne te genezen. Dit mislukte ex-periment publiceerde hij echter niet; het duikt slechts op in een correspondentie met zijn verloofde Martha Bernays. Sigmund Freud schreef cocaïne voor aan zijn familie en nam er zelf ook van, wanneer het niet zo goed ging. Hij was niet verslaafd.[bron?] Na zijn habilitatie (promotie) in 1885 begon Freud in september als docent in de neuropathologie aan de Universiteit van Wenen. Op 25 april 1886 beëindigde hij zijn werk als arts en ging aan de slag bij het door Max Kassowitz ge-leide Ersten Öffentlichen Kinder-Krankeninstitut. Tevens startte hij zijn privé-praktijk als neuroloog. Freud richtte zich in zijn beginnende praktijk op het zich eigen maken van hypnose.
Charcot
Tijdens een studiereis naar Parijs in 1885 bezocht hij de psychiatrische kliniek van het Hôpital de la Salpêtrière, waar Jean-Martin Charcot werkte, in die tijd een van de grootste autoriteiten op het gebied van de neurologie. Freud was een groot bewonderaar van Charcot. Charcot deed onderzoek naar hysterie, en was bekend met de uitwerking van hypnose en suggestie op zijn patiënten. De hypnose was toen net in ontwikkeling als behandelmethode voor psychische klachten. Freud was zo onder de indruk van Charcot, dat hij zijn eerste zoon Jean-Martin noemde. In Parijs maakte hij ook kennis met het werk van Pierre Janet, dat van invloed zou zijn op zijn latere werk. In de kennismaking met Charcot te Parijs ligt het begin van de ontwikkeling van de psychoanalyse.[2] Charcot toonde met demonstraties aan dat onder hypnose hysterische aanvallen kunnen worden opgewekt. Dit bracht Freud op het idee van de psychogene oorzaak van ziektebeelden, in plaats van een fysiolo-gische oorzaak. Charcot inspireerde Freud tot gewaagde theorievormingen, die echter tot zijn teleurstelling door zijn vakgenoten niet met het enthousiasme werden onthaald dat hij had verwacht. Kern van zijn verklaring van de hysterie was dat psycho-trauma's op het gebied van de menselijke seksualiteit hieraan ten grondslag lagen. Zijn in oktober 1886 gehouden voordracht "Über männliche Hysterie" werd slecht ontvangen bij het artsenpubliek.[3] In 1889 bezocht Freud Hippolyte Bern-heim in Nancy, die onderzoek deed naar de zogenaamde posthypnotische suggestie. Hieruit concludeerde Freud dat er een onbewuste moest bestaan dat verant-woordelijk was voor het grootste deel van het menselijk handelen.[bron?] Bernheim was een criticus van Charcot. Daar waar Charcot de hypnose als autogeen ver-schijnsel zag, stelde Bernheim dat hypnose berust op suggestie - 'Toute est dans la suggéstion'. Bernheim merkte dat organische ziektes niet konden verholpen worden door hypnose-therapie, en liet deze verder rusten.
Breuer
Al enkele jaren eerder had Freud de arts Josef Breuer leren kennen. Deze bracht Freud een casus van hysterie onder de aandacht, Der Fall der "Anna O.", waarin het onder hypnose spreken over voorvallen die haar dwars zaten tot het verdwijnen van symptomen leek te leiden. Anna O. noemde dit de "Sprechtherapie" (spreek-therapie). Mede naar aanleiding van deze casus publiceerden Breuer en Freud samen de Studien über Hysterie (1896). Daar werd ook het idee van het Unbewusste
(onbewuste) in gepostuleerd. In deze studie wordt de hysterie nog psychologisch verklaard, maar later distantieerde Breuer zich hiervan. Breuer zocht een eenheid in het klinische denken, en begon hysterie weer fysiologisch te verklaren. Uiteindelijk stopte Freud met het gebruik van hypnose als therapeutisch middel. In plaats daarvan liet hij zijn patiënten vrij associëren, om inzicht te krijgen in de bewustzijnsinhouden van zijn patiënten en de veronderstelde psychogene oorzaak van hun lichamelijke klachten bloot te leggen. Freud ging hierbij uit van een 'niet-willen-weten' van de seksuele oorsprong van deze klachten. Het was volgens hem aan de arts om de patiënt tot inzicht te brengen in de oorzaak van de neurose, desnoods op dwingende wijze. Dat dit weerstand opriep betekende volgens Freud dat patiën-ten de oorzaak van het trauma niet willen weten.
Die Traumdeutung
In 1899 verscheen Die Traumdeutung, over de relatie tussen het onbewuste en de inhoud van dromen. Vaak wordt het verschijnen van Die Traumdeutung beschouwd als de grondlegging van de psychoanalyse. In dromen zouden verborgen boodschappen van het onderbewustzijn zitten: dromen zijn verkapte vervullingen van on-bewuste wensen. Door dromen te analyseren kon men dus dingen over het onbewuste te weten komen.
Psychoanalytische beweging
Groepsfoto uit 1909 voor de Clark University. Eerste rij: Sigmund Freud, G. Stanley Hall, Carl Jung; achterste rij: Abraham A. Brill, Ernest Jones, Sándor Ferenczi.
Freud trok met zijn ideeën jonge artsen aan die geïnteresseerd waren in zijn opvattingen over de psychologische oorzaken van afwijkend gedrag. Dit leidde tot het ontstaan van de psychoanalytische beweging. Maar er ontstonden ook conflicten tussen deze mannen. Bekende collega-psychiaters van Freud, Jung en Adler, die veel met Freud correspondeerden, namen na 1910 afstand van diens pas opgerichte internationale psychoanalytische vereniging, en werkten hun eigen varianten van de psycho-analyse uit.
De psychoanalytische theorie
Zie Psychoanalyse voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Driften
Sigmund Freud zag geest en lichaam als een geheel van energiestromen. Die energiestromen noemde Freud "driften" (Triebe). Deze driften werken doorgaans on-gemerkt, en zijn "primair". Zo onderscheidde Freud een levensdrift (Eros), de primaire drang tot zelfbehoud (voortzetting van de soort, liefde voor jezelf en voor de anderen). In zijn latere werk meent Freud ook een doodsdrift (Thanatos) te kunnen onderscheiden, het streven naar een spanningsloze toestand (oceanisch ge-voel). De seksuele driften noemde hij libido.
Es, Ich, Über-ich
Deze driften zijn in aanvang ongestuurd en ongeremd. Freud noemde dit het Es. De mens leert deze driften te beheersen door zich aan te passen aan de verwach-tingen van anderen. Het is het Ich (ik), of ego in het Latijn, het bewuste deel van het psychische apparaat, dat leert om die driften te beheersen. De opvoeding en de cultuur dwingen deze aanpassing af, en geven de voorbeelden waar het bewuste zich op kan richten. Het deel van het psychisch apparaat dat deze voorbeelden inter-naliseert is het über-ich (super-ego of geweten). Deze indeling van de menselijke geest doet enigszins denken aan de leer van Plato. Hij beschrijft dat de mens be-staat uit het onderlichaam (verlangens) dat door de borst in bedwang moet worden gehouden. De perfecte mens leeft uit het hoofd, dat daar weer boven staat.
Psychotrauma's
Lichamelijke stoornissen herleidde Freud tot verstoringen in de psychische energiehuishouding van de mens. Traumatische gebeurtenissen, bijvoorbeeld de ver-meende aanblik van seksuele omgang tussen de ouders (zie de Wolvenman), worden door het psychisch apparaat verdrongen. Een verdrongen traumatische herinne-ring, die Freud vanaf het postuleren van zijn drifttheorie toeschreef aan de fantasie van de patiënt, verdwijnt niet uit het psychisch apparaat, maar komt terecht in een deel van de geest die Freud het onbewuste noemde. De energie die niet meer toegankelijk is voor het bewuste, en dus ook niet rationeel gestuurd kan worden, zoekt een uitweg, en uit zich in lichamelijke symptomen. Door de patiënt in therapeutische sessies ongestuurd te laten vertellen, kon de therapeut deze verdrongen inhouden van het onbewuste op het spoor komen. Door deze bewust te maken, wordt de energie weer rationeel beheersbaar, waardoor de klacht verdwijnt.
Bewust en onbewust
Freud zag het onbewuste als cruciaal voor de psychoanalyse. Volgens Freud bestaat de menselijke geest uit een ingewikkeld web van gebeurtenissen en processen waarvan slechts een deel voor het bewustzijn toegankelijk is. De geest is als het ware opgedeeld in twee afdelingen, min of meer onafhankelijk van elkaar. Het on-bewuste bestaat uit de aangeboren driften, maar ook de verdrongen wensen en traumatische ervaringen. Daarnaast bevat het ook sluimerende gedachten, herinne-ringen, kennis, beelden, die zonder veel problemen wel tot inhoud van het bewustzijn kunnen worden gemaakt.
Psychoseksuele ontwikkeling
Oorspronkelijk ging Freud ervan uit dat de psychopathologie van zijn patiënten werd veroorzaakt door seksueel misbruik tijdens de vroege kindertijd. Om redenen die niet zijn opgehelderd kwam Freud rond 1903 terug op deze "verleidingstheorie", die dus eigenlijk een "misbruiktheorie" was. In plaats hiervan stelde hij nu dat de herinnering aan het misbruik op de fantasie van de patiënt zelf berust, voortkomend uit de eigen seksuele en gewelddadige driften, wat leidde tot de formulering van zijn oedipuscomplex. Dit complex zou tot angsten en trauma's kunnen leiden (zie 'Kleine Hans'). Freud stelde dat kinderen een psychoseksuele ontwikkeling
doormaken, welke theorie tegenwoordig wordt betwist; (orale fase, anale fase, fallische fase, latentiefase en tot slot de genitale fase). Hiermee kon hij zijn ver-dringingsthese, de hoeksteen van zijn psychoanalytische theorie, in stand houden.
Invloed van Freud
Een gedenksteen in zijn geboorteplaats Příbor
Psychotherapie en populaire cultuur
Doordat een aantal (vrouwelijke) leden van de bourgeoisie zich aangetrokken voelden tot de psychoanalyse en zich lieten behandelen, groeide de psychoanalyse en kreeg deze veel internationale allure. De psychoanalyse kan gezien worden als een van de eerste vormen van de moderne psychotherapie. Freuds idee van verdrin-
ging als oorzaak van psychische problemen is wijdverbreid geraakt, en maakt deel uit van het collectieve denken over de werking van de geest.[bron?] De naam van Freud heeft in het dagelijkse taalgebruik een bekende klank; de meeste mensen kennen bijvoorbeeld de zogenaamde freudiaanse verspreking, als voorbeeld van wat Freud zelf een Fehlleistung noemde.
Invloed op de kunst
De psychoanalyse van Freud had invloed op de surrealistische beweging in 1924. André Breton, grondlegger van het surrealisme, was erg geboeid door dromen, de
Traumdeutung en de psychoanalyse van Freud. In schilderijen en films van het surrealisme werd een onbewuste, een droomomgeving geschilderd. Een van de beken-dere kunstenaars, die veel de zogeheten Freudiaanse symboliek in zijn werk gebruikte, was Salvador Dalí. In een van zijn bekendste werken, De volharding der herin-nering, bijvoorbeeld, duiden de slappe, uitgelopen uurwerken en objecten op impotentie.
Kritieken
Freuds invloed op zowel de psychologie als de psychiatrie is groot geweest.[bron?] Velen beschouwen hem als een belangrijke pionier[bron?], zelfs al zijn de in-zichten tegenwoordig veranderd. Zijn ideeën komen niet of nauwelijks meer aan bod in de academische psychologie. Vanaf het midden van de twintigste eeuw kwam de psychoanalyse langzaamaan steeds sterker onder vuur te liggen. De laatste jaren is echter ook weer sprake van een herwaardering.[bron?]
Falsificeerbaarheid
Sommige wetenschapsfilosofen zoals Karl Popper, menen dat psychoanalytische hypothesen niet falsificeerbaar zijn, hetgeen volgens hen een essentiële voorwaar-de zou zijn om van een echte wetenschap te kunnen spreken.[4] Adolf Gruenbaum stelt dat dit falsificeerbaarheidsprincipe tot betekenisloze uitspraken leidt en dat Freuds theorieën wel degelijk falsificeerbaar zijn: "Popper elevated the falsifiability of a hypothesis to being the necessary and sufficient condition of its scientific status. But that criterion is much too broad, because it licenses ludicrous propositions like "The moon is made of green cheese" to qualify as "scientific" by being falsifiable. Moreover, Popper erroneously indicted Freudian psychoanalytic theory as unfalsifiable, although it is demonstrably falsifiable."[5][6] Poppers theorieën zijn in de wetenschapsfilosofie bepaald niet onweersproken gebleven. Door o.a Habermas zijn diens methode van het 'peacemeal engineering' of wel geleidelijk dichter bij een 'feitelijke werkelijkheid' komen en de objectieve status van zo'n werkelijkheid inmiddels als hoogst problematisch afgewezen. Bovendien is in het geval van Freud deze discussie volledig achterhaald. Aan de wetenschappelijke discussie over het onbewuste zijn door onder meer de neurologische onderzoeken van Antonio Damasio[7] alsmede door neurobiologische onderzoeksresultaten, die door het nieuwe beeldvormend medisch onderzoek in de neurowetenschap mogelijk werden, nieuwe impulsen gegeven. Daarbij werden de uitgangspunten van de dieptepsychologie over de betekenis van onbewuste processen voor de menselijke ervaring en het menselijk gedrag nieuw gewaardeerd en in hoge mate bevestigd.[8] De door Freud oorspronkelijk nagestreefde biologische toegang tot het onbewuste werd door dit nieuwe beeldvormend medisch onderzoek pas echt mogelijk. In reactie daarop verklaarden vooraanstaande neurologen in 2004 in een gemeenschappelijk mani-fest: "Wij zijn erachter gekomen dat in de menselijke hersenen neurologische processen en bewust beleefde geestelijk-psychische toestanden ten nauwste met el-kaar samenhangen, en onbewuste processen op een zeer bepaalde wijze voorafgaan aan bewuste processen."[9]
Selectieve waarneming en misinterpretatie
Freud gebruikte selectief en (volgens sommigen) tegen beter weten in alleen die waarnemingen die binnen zijn theorie pasten. Gruenbaum deelt deze fundamentele kritiek op Freuds psycho-analyse: "Freud and his followers rely primarily on the productions of patients in analytic treatment as evidence for their theoretical edifice. And psychoanalytic theory is replete with causal hypotheses purporting to explain normal and abnormal human conduct. But their clinical evidence does not provide cogent observational support for these core hypotheses, thus leaving their support remarkably weak[5]." Gruenbaum heeft zijn bezwaren uiteengezet in een boek over de filosofische grondbeginselen van de psychoanalyse, dat nog steeds een grote rol speelt in de discussies over Freud[10] De Nederlandse historicus
Han Israëls heeft de werkwijze van Freud en zijn volgelingen sterk gekritiseerd. Hij stelt dat Freud a priori opvattingen had over de oorzaken van psychische problemen, en die op zijn patiënten projecteerde. Hij beschrijft de casus-Schreber uit 1911, en laat zien hoe Freud selectief verbanden legde die geen bewijs vormen voor zijn stellingen, met uitsluiting, zonder onderbouwing of zelfs maar overweging, van mogelijke andere verklaringen[11 ] Fundamenteel is de kritiek van Richard Webster, die stelt dat hysterie geen psychogene oorzaak had, maar veroorzaakt werd door minieme hersenbeschadigingen en epileptische aanvallen, die met de wetenschap van eind 19e eeuw niet te verklaren waren[3]. Charcots idee van psycho-trauma's, naar analogie van lichamelijke trauma's, werd door Freud overgeno-men, maar berustte dus op een misinterpretatie van medische problemen. Ook de door Breuer ontdekte 'Sprechtherapie' kan beschouwd worden als een misinter-pretatie. De geclaimde genezing van Anna O. vond niet plaats; ze is integendeel nog jarenlang nadien behandeld in psychiatrische instellingen[3].
Kindertrauma's als fantasie of als feit
Voormalig psychoanalytica Alice Miller stelt in haar boeken de geldigheid van de psychoanalytische theorie en praktijk van Freud radicaal ter discussie en wijst die af, omdat de klassieke psychoanalyse naar haar mening de toegang belet tot de ware oorzaken van traumatische herinneringen uit de kindertijd. Deze trauma's berusten volgens haar niet op de fantasie, maar op feitelijke uitoefening van macht en fysiek, seksueel en psychisch geweld van volwassenen. Miller was een sterke opponent van Freuds ideeën over de kinderlijke seksualiteit als bron van de neurose. Zij stelde dat herinneringen aan seksueel misbruik niet een product zijn van de fantasie, voortkomend uit de eigen driften van patiënten, zoals Freud stelde, maar dat dergelijk misbruik in de realiteit veel voorkomt en dat het een verwoestend effect heeft. Het reële misbruik wordt stelselmatig genegeerd in Freud's psychoanalytische theorie, aldus Miller, wat leidt tot het verantwoordelijk stellen van de patiënt voor zijn eigen psychopathologie en het buiten schot laten van degenen die het trauma werkelijk veroorzaakten. Miller verwierp de validiteit van Freuds drifttheorie, waaronder het oedipuscomplex.[12] Zij schreef over Freud: "Wanneer een mens de loochening van de werkelijkheid een grote wetenschappelijke stap noemt en een school sticht die haar leerlingen steunt in hun blindheid, dan is dat geen particuliere aangelegenheid meer. Het is een vergrijp jegens de belangen van de mensheid, ook al wordt het onbewust bedreven.[13]
Verdrongen herinneringen
Het idee van verdrongen herinneringen heeft geen wetenschappelijke validiteit. In de jaren negentig is het onderwerp geweest van debat, met name in de Verenigde Staten, toen ouders ten onrechte werden beschuldigd van seksueel misbruik van hun kinderen.[14][15]
Weerstand
Freuds interpretatie van de problemen van zijn patiënten, door hem duiding genoemd, werd lang niet altijd geaccepteerd door zijn patiënten. Freud noemde dit 'weerstand', verzet van de patiënt tegen genezing. Feitelijk komt het erop neer dat Freud de autonomie en het beoordelingsvermogen van zijn patiënten niet res-pecteerde, en zijn eigen visies en standpunten opdrong.[3][16]
Effectiviteit van psychoanalyse
De effectiviteit van psychoanalyse is pas sinds kort[wanneer?] onderwerp van gecontroleerd wetenschappelijk onderzoek. Er zijn alleen behandelingen die een jaar of korter duurden onderzocht. Een meta-analyse uit 2010 van eerdere onderzoeksgegevens toont aan dat kortdurende psychodynamische psychotherapie net als andere vormen van psychotherapie leidt tot statistisch significante verbeteringen bij depressie.[17] De effecten van langdurige psychodynamische psychotherapie zijn tot dusver niet goed wetenschappelijk onderzocht. Overigens geldt hetzelfde voor andere vormen van psychotherapie. Het is praktisch gezien erg moeilijk en kostbaar om het effect van meerjarige behandelingen te onderzoeken.
Trivia
-
Jim Morrison, zanger van The Doors, was een bewonderaar van Freud. Hij bezong het oedipuscomplex.
-
De Britse schilder Lucian Freud (1922-2011) was, via zijn vader Ernst Freud, een kleinzoon van Sigmund Freud.
-
De Ierse schrijver James Joyce had geen hoge pet op van de psychoanalyse en noemde Freud en Jung "the Viennese Tweedledee" en "the Swiss Tweedledum".[18]
Citaat
-
We behandelen de overledene zelf op een speciale manier, bijna met bewondering voor iemand die iets heel moeilijks tot stand heeft gebracht. (Actuele beschouwingen over oorlog en dood, 1915)
Zie ook
Verder lezen
Biografieën
-
Gay, Peter (1988), Een goddeloze jood. ISBN 9789026943935
Vertalingen van Freud's werken
-
(en) James Strachey (vertaler): Standard Edition of the Complete Psychological works of Sigmund Freud. London: The Hogarth Press.
-
(nl) Wilfred Oranje (vertaler): Werken, Uitgeverij Boom.
Inleidingen in Freud's werken
-
(nl) Freud, Sigmund (2008(1918)), Inleiding tot de psychoanalyse. ISBN 9789028421264
-
Gay, Peter (editor), The Freud Reader. New York: W.W. Norton & Company, 1989. Herdrukt: Londen: Vintage, 1995. ISBN 0-09-957711-9.
Over Freud en de psychoanalyse
-
Clark, Ronald W., Freud: The Man and the Cause. Londen: Jonathan Cape, 1980. ISBN 0-224-01745-4.
-
Horgan, John, Freud is niet dood; het blijvend raadsel van het menselijk brein. Amsterdam: Ambo, 2000. ISBN 90-263-1611-9.
-
Magiels, Geerdt, Freud en Darwin op de sofa. Antwerpen: Houtekiet, 2006. ISBN 90-5240-899-8.
-
Stafford-Clark, David, What Freud Really Said. Schocken, 1965, 1997. ISBN 0805210806.
-
Szafran, Willy, Freud et l'identité juive. Cortext, 2008. ISBN 978-2-87430-075-2.
-
Geerardyn, Filip, Freuds Psychologie van het Oordeel. Gent: Idesça, 2007. ISSN 0771-5862.
Kritieken op Freud
-
Verbeek, Ernst (1973), De man met de glazen hoed : biografisch essay over de dromen van Sigmund Freud. Nijkerk: Callenbach.
-
Gruenbaum, Adolf (1984), The Foundations of Psychoanalysis: A Philosophical Critique. Berkeley, CA: University of California Press
-
Miller, Alice (1983), Gij zult niet merken, Unieboek/Het Spectrum, 2013.
-
Webster, Richard (1996), Why Freud was wrong. Sin, science and psychoanalysis. London: HarperCollinsPublishers
-
Todd Dufresne, Against Freud. Critics talk back, Stanford (California): Stanford University Press 2007.
-
Israels, Han (1999), De Weense kwakzalver. Honderd jaar freud en de freudianen. Uitgeverij Prometheus.
-
Loftus & Ketcham (1995), Graven in het geheugen. De mythe van de verdrongen herinnering. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij L.J. Veen
-
Crombach, H.F.M. & Merkelbach, H.L.G.J. (1996), Hervonden herinneringen en andere misverstanden. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact
Externe links
Commons heeft mediabestanden in de categorie Sigmund Freud.
Biografie
Historische plaatsen
-
(en) Freud Museum London
Psychoanalyse
Kritieken
-
(nl) Wetenschappelijke pornografie - De obsessies der psychoanalyse Kritisch artikel
-
(nl) Sigmund Freud: visionair genie of erudiete charlatan? Kritisch artikel
Bronnen, noten en/of referenties
-
↑ De architect Ernst August Freud (1892-1970) is de vader van de beroemde portretschilder Lucian Freud (1922-2011) en van de Britse TV-persoonlijkheid en politicus Clement Freud (1924-2009).
-
↑ Geerardyn, Filip, Freuds Psychologie van het Oordeel. Gent: Idesça, 2007. ISSN 0771-5862.
-
↑ Omhoog naar:a b c d Webster, Richard (1996): "Why Freud was wrong". Sin, science and psychoanalysis". London: HarperCollinsPublishers
-
↑ Karl R. Popper, "Science: Conjectures an Refutations". In: Conjectures and Refutations, Routledge & Kegan Paul, London 1963, blz.33-65. Online (uittreksel): Science as falsification.
-
↑ Omhoog naar:a b https://web.archive.org/web/20110910164301/http://simplycharly.com/freud/adolf_grunbaum_freud_interview.htm
-
↑ Dat falsificeerbaarheid in de filosofie van Popper een noodzakelijke én voldoende voorwaarde is om een theorie wetenschappelijke status te geven, is onjuist. Popper stelt vier criteria aan een wetenschappelijke theorie: (1) zij moet consistent zijn; (2) zij moet falsificeerbaar zijn; (3) zij moet meer verklaren dan wat er reeds bekend is; en (4) zij moet op die extra inhoud worden geverifieerd. Zie bijv. het lemma over Popper in de Stanford Encyclopedia of Philosophy. De bewering dat de maan van kaas is, zou volgens deze vier criteria nooit een wetenschappelijke uitspraak kunnen zijn.
-
↑ Antonio R. Damasio: Ich fühle, also ich bin. Die Entschlüsselung des Bewusstseins, München: List 2000, ISBN 3-548-60164-2
-
↑ Vgl. Christian Gottwald, in: Gustl Marlock/Halko Weiss: Handbuch der Körperpsychotherapie, Schattauer Verlag 2006, S. 119 ff.
-
↑ „Elf führende Neurowissenschaftler über Gegenwart und Zukunft der Hirnforschung“, in: Gehirn & Geist, 6/2004.
-
↑ Gruenbaum (1984): "The Foundations of Psychoanalysis: A Philosophical Critique". Berkeley, CA: University of California Press.
-
↑ Interview met Han Israëls door Mikkel Borch-Jacobsen en Sonu Shamdasani
-
↑ Alice Miller, Gij zult niet merken, Het Wereldvenster/Unieboek b.v., Houten 1983, blz.113-231
-
↑ Alice Miller, Zelfkennis in ballingschap, Het Wereldvenster/Unieboek b.v., Houten 1989, blz.56
-
↑ Loftus & Ketcham (1995): Graven in het geheugen, De mythe van de verdrongen herinnering. Amsterdam enz: Veen.
-
↑ Crombach, H.F.M. & Merkelbach, H.L.G.J. (1996): Hervonden herinneringen en andere misverstanden. Amsterdam enz.: Contact.
-
↑ Marcel Hulspas (2000) Wetenschappelijke pornografie - De obsessies der psychoanalyse
-
↑ Driessen, E. et al., 'The efficacy of short-term psychodynamic psychotherapy for depression: a meta-analysis', Clinical Psychological Review, 30 (1), februari 2010, pp. 25-36. doi: 10.1016/j.cpr.2009.08.010.
-
↑ Zie de transcriptie van zijn brief van 24 juni 1921 aan Harriet Shaw Weaver.