Populisme komt van het Latijnse 'populus', dat "volk" betekent. Populisten zeggen in naam van het volk te spreken. Het slaat op een politieke stijl, eerder dan op een ideologie als een discours dat het volk centraal stelt. Als communicatiestijl is het popu-lisme door eender welke ideologie te gebruiken. Het gaat uit van de onderdrukking van de bevolking door een elite en streeft naar een samenleving waar het volk de staat beheert. Hierbij refereert het aan de economische en sociale status van de "ge-wone man". Gevestigde politieke partijen bestempelen soms nieuwkomers als populistisch. Gewoonlijk begonnen die partijen ook als "een stem" uit "het volk".
Geschiedenis
Van de 2e tot de 1e eeuw v.Chr. bestond er in Rome in de senaat een politieke fractie die zich populares noemde. Zij waren te-gen de conservatieve senatoren, de optimates, de patriciërs en de nobele plebejers. Zij vertegenwoordigden de belangen van het gewone volk, het plebs. Julius Caesar was vanwege zijn huwelijk ook een van de populares en later werd hij steeds gelief-der onder het plebs.De term kwam via Frankrijk in Nederland terecht.In augustus 1930 in Frankrijk presenteerden “Les Po-pulistes”, een groep schrijvers, zich aan het publiek met hun manifest. In 1935 vormde zich in Nederland de groep der Populis-ten, waaronder Nico Eekman, Jan Strube en Louis Schrikkel, die zich ten doel stelde de “kunst te scheppen die voor het volk begrijpelijk is, die tot de volksziel spreekt.” De Populisten zochten het in het humoristisch, karikaturaal en naturalistisch uit-beelden van het volksleven: straattaferelen, circussen, kermissen, dansen, muzikanten, straatventers en marktkooplui. Het be-trof een apolitieke beweging. Tegenwoordig heeft het woord een politieke connotatie. Het moderne populisme kwam op in de jaren 80. Door de groeiende gepercipieerde afstand tussen het volk en de politiek grepen de nieuwe partijen naar het volk als
referentie voor het beleid. Voortaan beweerden zij uit naam van de bevolking te spreken, hun wil te kennen en deze (zoals de bedoeling is van een democratie) te willen verwezenlijken.
Definitie
Het is moeilijk een sluitende definitie te geven van populisme, omdat er verschillende opvattingen zijn over wat populisme ei-genlijk is. Ook wetenschappers als Ghita Ionescu en Ernest Gellner,[1] Margaret Canovan,[2] Paul Taggart[3] en Gerrit Voer-man[4] kunnen niet met een goede definitie komen. Wel kunnen er kenmerken worden gegeven, al zijn die ook aanvechtbaar, afhankelijk van wat men onder populisme verstaat.
Kenmerken
Politicologen kennen kenmerken toe aan populistische politici:[5]
-
afkeer van het partijestablishment
-
het volk staat op een voetstuk en aan zijn wil wordt constant gerefereerd
-
er wordt een beroep gedaan op eenheid, homogeniteit en vaderlandsliefde Cas Mudde[6] stelt dat populisme een ideologie is, die uitgaat van een samenleving die te verdelen valt in twee homogene, tegengestelde groepen:de zuivere mensen tegen-over de corrupte elite. De populist zou beweren de wil van de zuivere mens in haar strijd tegen de corrupte elite te ver-tegenwoordigen. Ongebruikelijk bij deze kenmerken is dat Mudde het onder de noemer nationaal-populisme schikt en als een politieke ideologie in plaats van een politieke stijl erkent.[7] Ten eerste zet populisme zich af tegen representatieve politiek. Het heeft een afkeer van gevestigde partijen en gevestigde politieke agenda's en gebruiken. Dit is gelijk aan Ten Hoovens eerste punt. Ten tweede maakt populisme gebruik van wat Taggart de heartland noemt: een fictief gebied, dat wordt bewoond door ‘het volk’ (overigens genoemd naar het werkelijk bestaande American Heartland, de centrale regio van de Verenigde Staten die beschouwd worden als het productieve gebied van de Amerikaanse natie). Dit volk is een homo-gene groep mensen die hard werken, oprecht en moralistisch zijn, en die zouden lijden onder het leiderschap van de elite. Normaal zijn deze mensen niet politiek actief, maar ze worden gemobiliseerd door de populist. Tot slot is populisme een ideologie zonder kernwaarden. Populistische stijl en retoriek kan op alle posities binnen het politieke landschap worden in-gezet. Het populisme pretendeert in alles het tegengestelde te zijn van het elitarisme. De eigenschappen die een elite ken-merken, zoals een hoge mate van politieke invloed, lidmaatschap binnen machtige klieken (de zogenaamde incrowd), een hoge mate van academische kwalificatie, een hoge mate van intelligentie, een hoge mate van beroepsmatige ervaring en het houden van bepaalde esthetische waardeoordelen kenmerken het populisme vaak juist niet.
in Nederland
De opkomst van het hedendaagse populisme vond in Nederland relatief laat plaats, volgens historicus Maarten van Rossem om-
dat zich geen charismatische leider aandiende.[9] In 1963 kwam “boer” Hendrik Koekoek met slechts drie zetels in de Tweede Kamer, meteen zijn hoogtepunt.[10] De paarse kabinetten uit de jaren negentig zorgden voor een toenadering van VVD en PvdA, waardoor zowel links als rechts ruimte ontstond voor nieuwe politieke bewegingen, die de opkomst van de Socialistische Partij mogelijk maakte. De VVD liet na om het vertrek van partijleider Frits Bolkestein in 1999 te compenseren door een nieu-we invulling van de rechtervleugel.[11] Deze ruimte maakte de opkomst van Pim Fortuyn mogelijk, wiens partij LPF bij de ver-kiezingen van 15 mei 2002, negen dagen na de moord op Fortuyn,26 zetels haalde. Binnen een jaar,bij de verkiezingen v. 2003,
herstelden de normale verhoudingen zich.[12] Daarna traden wat Van Rossem omschrijft als 'pseudo-Fortuyns' aan: eerst werd Rita Verdonk, VVD-minister uit het tweede kabinet Balkenende, kortstondig het gezicht van het populisme. In 2006 probeerde Verdonk partijleider te worden, maar legde het af tegen Mark Rutte. Nadat ze steeds kritiek leverde op de partij werd ze in 2007 uit de partij gezet en richtte Trots op Nederland op. Aanvankelijk deed ze het goed in de peilingen, maar in de loop van 2008 liepen steeds meer kiezers weg.[13] In 2004 werd Geert Wilders uit de VVD gezet, die daarop in 2006 de Partij voor de Vrijheid oprichtte en de belangrijkste populist werd, wat hij in 2017 nog steeds is.[14]
Azië en Latijns-Amerika
Populisme als term werd reeds gebruikt voor groepen als de narodniki in Rusland en The people's party in de VS. Deze waren
agrarisch georiënteerd. Veel leiders uit de geschiedenis van Latijns-Amerika worden als populistisch gezien.Het populisme ken-de er zijn hoogtepunt tussen de jaren 30 en 50, toen in tal van landen leiders opkwamen wier regering een sterk persoonlijke inslag had. Vaak probeerden zij hun land op corporatistische wijze te smeden. Voorbeelden zijn Juan Perón in Argentinië, Ge-
túlio Vargas in Brazilië, Lázaro Cárdenas in Mexico, Carlos Ibáñez del Campo in Chili, Manuel Odría in Peru en Arnulfo Arías
in Panama.
Discussie
De hierboven aangehaalde kenmerken worden niet door iedereen aanvaard. In de wetenschap bestaat er dan ook een constante discussie over wat het populisme precies inhoudt. Enkele alternatieve omschrijvingen en/of aanvullingen zijn:
-
Populisme heeft geen morele en maatschappelijke verantwoording en richt zich niet op het verbinden v.d.ge-meenschap. Het wil de belangen van de “eigen” groep “beschermen” tegen en “afschermen” van andere groepen.
-
Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen links- en rechts-populisme al naargelang dit discours gebruikt wordt door een linkse of rechtse partij, persoon of organisatie.[15] Zo worden zowel de Nederlandse Socialistische Partij (SP) als de Partij voor de Vrijheid (PVV)[15] en de vroegere Boerenpartij vooral door tegenstanders als populistisch bestem-peld. Volgens sociaal wetenschapper Koen Vossen is Geert Wilders echter hooguit een 'halve populist' in tegenstelling tot Rita Verdonk die hij wel als een 'hele populist' ziet.[16]
-
Linkspopulisten beweren vaak dat het volk wordt gediscrimineerd of arm wordt gehouden ten gunste van de rijke elite of buitenlandse markten. Rechtspopulisten beweren op hun beurt dat de cultuur en identiteit van de bevolking wordt vervaagd of uitgewist door de komst van mensen met andere nationaliteiten of etniciteiten doordat hun gebruiken in de wet of openbare leven worden opgenomen. Dit noemt men omgekeerde assimilatie.
-
In 2008 opperde Sørensen van de partij Leefbaar Rotterdam een Populistische Omroep te beginnen (een uitzondering op het gegeven dat groeperingen en personen die als populisten worden aangemerkt, zichzelf doorgaans niet als zodanig betitelen). Op 20 november 2008 werd bekendgemaakt dat hij voorzitter werd v.d.Populistische Omroep Nederland (PON), een publieke omroep in wording. Deze omroep heeft niet de benodigde 50.000 leden gehaald, en mag dus vooralsnog niet toetreden tot het publieke bestel.
Noten en bibliografie
-
Van Reybrouck, David. Pleidooi voor populisme. Pamflet, Querido, Antwerpen, 2009.
-
Voerman, G.(2012). Populisten in de polder Boek, Boom, Meppel, 2012
In België...
WAT IS POPULISME?
Zowel in het dagelijks taalgebruik als in de media wordt het begrip populisme niet al te consequent gehanteerd. Een illustratie hiervan vinden we terug in het onderzoek van Bale et al (2011). Zij onderzochten, op basis van verschillende Britse kranten, hoe het woord populisme in de media werd gebruikt in 2007 en 2008. Ze merkten dat populisme werd verbonden met verschil-lende actoren als Jacob Zuma, Gordon Brown, de Conservatieve partij en Hugo Chávez in 2007, en John McCain, Barack Obama en de Labour partij in 2008. Thematisch constateerden ze zowel verwijzingen naar linkse kwesties zoals publieke uitgaven, de miljonairsbelasting, anti-Irakoorlog, als rechtse kwesties zoals belastingsvermindering, het controleren of stoppen van migra-tie en het bouwen van meer gevangenissen. De term populisme wordt dus te pas en te onpas gebruikt in de Britse media. We merken weinig samenhang tussen de verschillende actoren en fenomenen die ermee worden geassocieerd. Dit heeft waarschijn-lijk te maken met het feit dat populisme in het dagdagelijks taalgebruik veelal als synoniem wordt gebruikt voor demagogie en politiek opportunisme (Mudde, 2004: 543). Niet verwonderlijk constateerden Bale et al. (2011) dat populisme vaak op een nega-tieve manier wordt gebruikt, als een soort ‘booword’. Hoewel er ook in het wetenschappelijk debat een felle discussie woedt over de betekenis van het woord populisme, zien we de laatste tijd toch een zekere consensus in de gehanteerde definities. Uit het bestuderen van de belangrijkste populistische fenomenen zoals de American People’s Party in de 19de eeuw, de Rus-sische Narodniki, het Peronisme en de huidige populistische golf in Latijns-Amerika en Europa kunnen we een aantal steeds weerkerende fenomenen destilleren om op die manier tot een werkbare definitie te komen (Jagers, 2006). Een eerste belang-rijk kenmerk is dat populisten de samenleving steeds opdelen in twee homogene bokken: het volk en de elite. Het volk wordt door populisten steeds getypeerd als één groep met een ondeelbare wil en beschikkend over ‘gezond verstand’. De elite bestaat volgens populisten net als het volk uit één klasse waarbij men nog moeilijk een ideologisch onderscheid kan maken tussen de verschillende partijen. Omwille van het collectief eigenbelang vormen partijen een gesloten kartel, zo gaat de populistische re-toriek. Ten tweede zullen populisten het volk positief valoriseren terwijl de elite als negatief en onderdrukkend wordt voor-gesteld. Het volk wordt geassocieerd met wijsheid, oprechtheid en goede wil. De politieke elite, daarentegen, is vooral immo-reel, incompetent, opportunistisch en hypocriet. Politici zijn enkel geïnteresseerd in hun eigen carrière en trekken zich niet veel aan van wat de man in de straat denkt. Ten derde veronderstelt populisme dat het volk en de elite zich in een antagonis-tische relatie tot elkaar verhouden. Het conflict tussen de leiders en het volk wordt beschouwd als een fundamentele politieke kloof. Een van de beproefde technieken van populisten is het omschrijven van de elite als samenzweerders tegen het volk. Door de suggestie van een samenzwering, portretteren populisten zichzelf als charismatische leiders die de ‘moed’ hebben te vech-ten tegen het ‘establishment’. Ten slotte staat populisme voor het idee van ‘populaire soevereiniteit’. Populisten beweren dat ‘de representatieve democratie een farce is geworden’ (Betz & Johnson, 2004: 316) en dat directe democratie en referenda oplossingen zijn om ‘de stem van de volk’ te herstellen. Concluderend definieer ik populisme als een ‘dunne’ ideologie die be-weert dat de maatschappij uiteindelijk verdeeld is in twee homogene en antagonistische groepen, ‘het pure volk’ tegen ‘de cor-rupte elite’, en dat politiek de uitdrukking moet zijn van de volonté générale van het volk (Mudde, 2004: 543). Dit betekent dat definities van populisme als beweging of louter een communicatiestijl niet als afdoende worden gezien. Gezien de populistische ideologie een ‘dunne’ ideologie is (Freeden, 1996) - wat betekent dat het niet hetzelfde niveau van elevatie heeft als bijvoor-beeld het liberalisme - kan het gemakkelijk vastgehecht worden aan andere ‘volle’ ideologieën. Populisme manifesteert zich zel-den alleen, zodat het misschien zinvoller is subtypes van populistische partijen te onderkennen.
In Europa en Latijns-Amerika lijken drie soorten populisme het frequentst voor te komen:
(1) Sociaal populistische partijen associëren het ‘pure volk’ met de arbeidersklasse en ‘de elite’ met de mainstream partijen die worden beschouwd als lakeien van grote ondernemingen.Een radicale verandering van het kapitalistische systeem wordt bepleit.
Gezien deze partijen niet langer beweren de ‘voorhoede’ van het proletariaat te zijn, maar eerder de vox populi ervan, gaan zij door als populisten (March & Mudde, 2005: 36). Voorbeelden zijn de MVR van Hugo Chávez, maar ook de SP in Nederland en Die Linke in Duitsland;
(2) Neoliberale populistische partijen beweren dat de inspanningen van de hardwerkende belastingbetaler steeds meer worden verkwist door de bureaucratische en politieke elites en verwerpen een big government en staatsinterventie. Voorbeelden zijn de Deense Fremskridtspartiet (FPd), het Italiaanse Forza Italia of de Zweedse Ny Demokrati (ND);
(3) Nationaal populistische partijen hangen etnisch nationalisme, xenofobie, autoritarisme en populisme aan. Hun voornaamste bewering is dat de multiculturele dromen van de politiek correcte elites een fundamentele bedreiging vormen voor de homoge-ne natiestaat, i.c. het pure volk. Ze staan voor een strikt immigratiebeleid om de staat te beschermen tegen niet-nationale ele-menten (personen en ideeën). Gekende voorbeelden zijn het FN in Frankrijk, BNP in Groot-Brittannië of FPÖ in Oostenrijk.
POPULISME IN VLAANDEREN
Na dieper te zijn ingegaan op het concept populisme dient de vraag zich aan welke partijen of politici in Vlaanderen als popu-listisch beschouwd kunnen worden.De huidige usual suspects zijn voornamelijk Vlaams Belang (Jagers & Walgrave, 2007) en Lijst Dedecker (Pauwels, 2010) maar ook N-VA wordt door sommige waarnemers als populistisch bestempeld (Van de Voorde, 2010). In het verleden werden ook ROSSEM, Guy Verhofstadt en Steve Stevaert wel eens met populisme in verband gebracht.
In deze bijdrage zal ik echter dieper ingaan op Vlaams Belang, Lijst Dedecker en N-VA.
Vlaams Belang
Het Vlaams Blok, dat in 1978 ontstond uit twee dissidente facties uit de Volksunie (VU), profileerde zich in de beginjaren niet specifiek als een populistische partij. In de oude partijliteratuur werden de Vlamingen eerder als naïeve ‘lamme goedzakken’ voorgesteld (Mudde, 2000) en het VB zag het als haar taak om de Vlaming bewust te maken van de uitbuiting en vernedering door de Franstaligen. Gaandeweg is het VB echter uitgegroeid tot een prototype van een nationaal populistische partij. Naast etnisch nationalisme, xenofobie, ethisch conservatieve waarden en law and order werd ook antipolitieke populistische retoriek een van de kernelementen van haar ideologie. De partij be-weert nu de spreekbuis te zijn van de man in de straat die niet lan-ger gehoor krijgt in de Wetstraat. Jan Jagers (2006) analyseerde de partijliteratuur van het VB in detail en kwam tot het besluit dat de partij inderdaad populistisch is.
Zijn conclusie luidt:
‘De huidige politiek en het heersende geloof in de multiculturele samenleving riskeren volgens VB het einde te betekenen van de Vlaamse identiteit, die als waardevol wordt omschreven (een assumptie van het nationalisme!). De politiek van de afgelopen en de huidige regeringen bewijst echter dat de traditionele partijen dit probleem niet zien of niet willen aanpakken. Politieke correctheid wordt voorgesteld als een morele dwang op de samenleving, als een element in de samenzwering van de traditionele partijen tegen het VB, de partij die de stilzwijgende meerderheid,de volkswil en de democratie verdedigt. Dat het VB een ver-zetsbeweging is, valt op te maken uit de vastberadenheid waarmee het Belgische establishment de strijd tegen het VB heeft aangebonden, zo luidt de redenering. In het VB-discours wordt in de kern het Belgische establishment als centrale, aanwijs-bare politieke vijand geduid. De strijd tegen het VB wordt uitgelegd als een strijd tegen verandering, ten bate van de status- quo en het behoud van persoonlijke privileges. Op ideologisch vlak tekent zich in de maatschappij een tweedeling af tussen poli-tiek wel (de heersende klasse) en politiek niet correcten (het VB en het volk). Politieke correctheid is in het VB-discours de passe-partout die het politieke met het niet-politieke establishment verbindt. Politieke correctheid heeft te maken met mo-raal: het zou een eerlijk, ongekuist en ‘echt’ debat verhinderen’ (Jagers, 2006: 252-3). Naast deze meer kwalitatieve analyse hebben ook systematische inhoudsanalyses aangetoond dat het VB een populistische partij is (Jagers & Walgrave, 2007; Pau-wels, 2011c). In combinatie met etnisch nationalisme, xenofobie en autoritarisme geldt het VB als een schoolvoorbeeld van een nationaal populistische partij.
Lijst Dedecker
LDD is de partij die door Jean-Marie Dedecker in 2007 werd opgericht met als doel het ‘gat op rechts’ tussen de liberale Open Vld en het VB op te vullen. Hoewel LDD heel wat minder aandacht kreeg in wetenschappelijk onder-zoek zijn er ook hier sterke indicaties dat het om een populistische partij gaat.Zo wordt het Belgische politieke systeem getypeerd als corrupt,ver-zuild en cliëntelistisch waar partijen een gesloten kartel vormen om aan de macht te blijven. Sp.a kopstuk Johan Vande Lanotte werd door Dedecker bijvoorbeeld als ‘maffiabaas’ bestempeld. Zowel in zijn periode bij de Open Vld alsook tijdens zijn jaren als LDD-voorzitter toonde Dedecker regelmatig zijn afkeer van ‘het systeem’:‘We leven in een particratie. Er worden ministers aangeduid die niet op een lijst hebben gestaan. Als ik nu kijk naar de gemeenteraadsverkiezingen, zie ik dat er in 80 procent van de gevallen al coalities zijn gesloten. Wat heeft de burger nog te zeggen? Ik word daar ziek van’ (Gazet Van Antwerpen, 10 september 2005).‘De verzuiling heeft dit land rot gemaakt en die verzuiling wordt in stand gehouden door de traditionele partijen. Die verdelen de baantjes en vermolmen het land. Je krijgt geen overheidsfunctie op enig niveau als je niet lid bent van een van de drie grote partijen. Benoemingen van rechters zijn netjes verspreid over katholieken, liberalen en socialisten’ (Volkskrant, 4 juni 2009). Ook de idee van een samenzwering van het establishment tegen zijn persoon en partij werd door Dedecker reeds meerdere keren aangehaald:‘Ik ben een gevaarlijke eend in de bijt. Het Vlaams Belang is uitgeschakeld door het cordon sanitaire, zodat christendemocraten, socialisten en liberalen de macht kunnen verdelen. En dan is daar plots die nieuwkomer die succes heeft. Ik doorbreek de pikorde. Daarom proberen ze mij uit te schakelen. Je zult zien dat ook na deze verkiezingen die traditionele partijen weer tegen elkaar aanschurken als kruk en houten been om aan de macht te blijven’ (Volkskrant, 4 juni 2009). In een opiniestuk van voormalig journalist en LDD-kandidaat in Antwerpen Mathias Danneels wordt ook de media beschuldigd van een complot: ‘Nu blijkt dat LDD niet enkel stemmen van het VB afpakt - wat DM [De Morgen] en alle anderen op links in geen twintig jaar is gelukt - maar ook aan het establishment knabbelt, moet de partij van Jean-Marie Dedecker vakkun-dig de nek worden omgedraaid. Dit heeft niks met journalistiek te maken maar alles met slaafse aanhorigheid aan het Belgische regime, de particratie en de omerta van de oude krokodillen’ (www.ldd.be, 5/05/2009).Tezelfdertijd ziet
LDD zich als de partij van de gewone burgers met ‘gezond verstand’. De oude ideologieën zijn volgens Dedecker dood en ‘[d]e scheidslijn loopt nu tussen hoog- en laaggeschoolden’. Aangezien de man in de straat niet langer wordt vertegenwoordigd in het huidige systeem vindt Dedecker dat de democratie dringend nieuw leven moet worden ingeblazen. Voor LDD kan de politieke legitimiteit enkel bij het volk liggen: ‘Vox populi vox dei’.
De beginselverklaring leest:‘LDD laat zich leiden door het gezond verstand en zet zich in voor een bestuur dat door de mensen als logisch en rechtvaardig wordt beschouwd. LDD zal daarom altijd rekening houden met wat er leeft bij de Vlaamse bevol-king.’ Om de particratie te doorbreken en de stem van het volk opnieuw meer weerklank te doen krijgen, stelt LDD daarom voor om vormen van directe democratie te introduceren. Bindende referenda op volksinitiatief zijn voor de partij het instru-ment om de macht terug bij het volk te leggen terwijl de macht van partijen dringend aan banden moet worden gelegd. Aange-zien de meerderheid altijd gelijk heeft is ‘[g]een enkel onderwerp taboe. Ook communautaire aangelegenheden moeten bij referendum beslist kunnen worden’ (LDD beginselverklaring, 2007). Vandaar dat LDD ook tegen het cordon sanitaire is. On-geacht de aard van de partij die wordt verkozen, heeft de kiezer altijd gelijk. Indien een partij democratisch is verkozen door het volk dan kan zij niet a priori uitgesloten worden van machtsdeelname. De aangehaalde citaten en een uitvoerige inhoudsana-lyse tonen aan dat naast VB ook LDD als populistisch kan worden beschouwd (Pauwels, 2011c). In combinatie met het neolibe-ralisme (vraag naar minder overheid en introductie van een vlaktaks) en de libertaire standpunten (tegen rookverbod en te lage snelheidslimieten in het verkeer) die de partij inneemt kan LDD als een protype van de neoliberale populistische partij gezien worden.
N-VA
Volgens Van de Voorde (2010) beroept ook De Wever zich op een ongewone vorm van populisme. De auteur citeert Taguieff die twee stromingen in het populisme ziet: ‘Het protestair populisme dat zich afzet tegen de instituties en het identiteitspopu-lisme dat zich afzet tegen een vijand van buiten. Dedecker vertegenwoordigt de eerste stroming, Dewinter de tweede.De N-VA wist beide stromingen samen te laten vloeien en dat leidde tot de tsunami’. Hoewel de N-VA zich inderdaad regelmatig af-zet van de ‘machtspartijen’ en ook de taalculturele breuklijn als geen ander weet te revitaliseren en electoraal te verzilveren, lijkt dit onvoldoende om van populisme te spreken. Enkele secundaire populistische kenmerken ten spijt - zoals het charisma-tisch leiderschap van De Wever, de idee van een samenzwering en berekende provocaties - leert een diepgaandere analyse en een vergelijking met VB en LDD dat de N-VA bezwaarlijk onder de noemer populistisch valt. Hoewel de N-VA zeer sceptisch is ten aanzien van het Belgische federale model, gaat de partij niet zo ver om te spreken van een homogene corrupte elite. Reeds lang wordt geargumenteerd dat België niet langer een democratie is maar eerder uit twee afzonderlijke democratieën bestaat. De Vlaamse partijen worden in hun geheel ook wel eens beschuldigd van een gebrek aan durf en daadkracht. Haar beleidsdeel-name op Vlaams niveau en het kartel met de beleidspartij bij uitstek CD&V, verraadt echter dat niet alle partijen als ‘corrupt’ worden beschouwd.Sommige establishment partijen zijn juist objectieve bondgenoten in de strijd om meer Vlaamse autonomie.
Tezelfdertijd probeert de N-VA de kiezer ook te overtuigen dat zij zich niet vastklampen aan de macht en dus meer dan de gevestigde partijen aan hun principes vasthouden.
In de eigen woorden:
‘De N-VA wil niet steriel aan de zijlijn staan roepen in de hoop de eigen politieke maagdelijkheid te bewaren. Wij zijn geen eeuwige oppositiepartij, maar tegelijk zijn we anders dan de traditionele machtspartijen in België. Het uitoefenen van macht is voor de N-VA geen doel op zich, enkel een instrument om ons programma te verwezenlijken. Maar zodra we menen dat we vol-doende elementen van ons programma kunnen verwezenlijken, deinst de N-VA er niet voor terug om de handen uit de mouwen te steken en beleidsverantwoordelijkheid op te nemen’. (http://www.n-va.be/over-n-va/faq). De houding van N-VA is dus am-bigu. In een interview in 2003 gaf De Wever aan een ‘gloeiende hekel’ te hebben aan ‘het politiek correct denkende establish-ment’. Regelmatig komt ook de samenzweringstheorie bovendrijven, maar dan vooral met betrekking tot de Franstalige partij-en. De CD&V wordt bovendien beschuldigd van kiezersbedrog en het zich vastklampen aan ‘postjes’ (Nieuw-Vlaams Magazine, oktober 2008). Anderzijds heeft de N-VA wel vertrouwen in de democratie op Vlaams niveau en haar beleidsdeelname maakt het bovendien moeilijk om de elite als één corrupt geheel af te schilderen. Beschuldigingen van kiezersbedrog zijn bovendien niet uitzonderlijk voor oppositiepartijen. Belangrijker dan de wat ambigue relatie met het establishment is het feit dat de N-VA als conservatieve partij elitaire kenmerken vertoont en zich dus niet zozeer als de vox populi profileert.2 De man in de straat wordt niet verheerlijkt en de stem van het volk is bijgevolg niet heilig. In een intussen bekend geworden opiniestuk over intellectuele voorbeelden steekt De Wever zijn voorliefde voor Edmund Burke niet onder stoelen of banken. Op het einde van zijn essay looft hij ook de manier waarop Burke zijn kiezers toesprak in 1774. In deze speech legt Burke aan zijn kiezers uit dat hij uit principe pleit voor de afschaffing van protectionistische maatregelen die Engeland begunstigden ten nadele van Ierland en Amerika, tegen de wensen in van diegene die hem net hadden verkozen. In de woorden van Burke: ‘Your Represen-tative owes you, not his industry only, but his judgment; and he betrays, instead of serving you, if he sacrifices it to your opinion’ (Burke 1774). Net als Burke, ziet De Wever zichzelf dus eerder als gemachtigde die zelf zijn visie formuleert en hier-voor steun zoekt bij de bevolking. In sommige interviews geeft hij ook aan dat hij zich bewust is van het feit dat de Vlaamse onafhankelijkheid voorlopig nog een brug te ver is voor de meeste Vlamingen. Daar waar populisten argumenteren zich te schik-ken naar de wil van het volk, probeert De Wever het volk juist voor zijn standpunt te winnen. In tegenstelling tot de partijpro-gramma’s van het VB en LDD, vindt men bij de N-VA dan ook geen enkele referentie naar het referendum terug. De N-VA pro-fileert zich vooral op het Vlaams-nationalisme en ijvert naar een confederaal model waarin Vlaanderen en Wallonië meer auto-nomie en financiële verantwoordelijkheid krijgen. Op lange termijn moet Vlaanderen onafhankelijk worden. De partij heeft ook een rechts-conservatief profiel wat zich uit in een pleidooi voor meer recht en orde, een strenger immigratiebeleid en budget-taire orthodoxie. Opmerkelijk is dat de N-VA, in tegenstelling tot de meeste huidige populistische partijen, niet Eurosceptisch is, integendeel. Vooral nationaal populistische partijen kanten zich vaak tegen Europa omwille van het verlies aan nationale soe-vereiniteit. Maar ook neoliberale populisten en sociaal populisten zijn Eurosceptisch omdat de EU met een democratisch deficit kampt. De N-VA ziet Europese integratie echter als een kans om Vlaanderen als onafhankelijke lidstaat in Europa te laten uit-groeien. Voor de partij is een versterking van het Europese project daarom wenselijk: ‘De N-VA wil een sterker Europa, dat niet alleen economisch maar ook politiek alsmaar sterker en eendrachtiger wordt’. (N-VA verkiezingsprogramma 2010)
DE N-VA ALS FUNCTIONEEL EQUIVALENT VOOR POPULISTISCHE PARTIJEN IN VLAANDEREN?
Hoewel de N-VA niet populistisch is, suggereert postelectoraal onderzoek dat de partij deels als functioneel equivalent fun-geert voor de twee populistische partijen in Vlaanderen. Dit is vermoedelijk te wijten aan bijzondere omstandigheden. Ik on-derscheid in dit hoofdstuk redenen waarom de N-VA zo dominant is geworden in het Vlaamse politieke landschap en dit voor-namelijk ten koste van de populistische partijen.
Het bepalen van de politieke en media-agenda:
Eén van de grootste gevaren voor een niche- partij als N-VA is dat haar unique selling proposition, namelijk staatshervorming en Vlaamse autonomie, genegeerd wordt door de mainstream partijen (Meguid, 2005). Dit is wat grotendeels gebeurde tijdens de beginjaren (2001-2003) van de partij. In combinatie met de introductie van een kiesdrempel van 5 percent in 2003 dreigde de N-VA zelfs zo irrelevant te worden dat een kartel met CD&V zich opdrong. Het duurde vervolgens nog tot de federale ver-kiezingen in 2007 voor de CD&V voluit meeging in de retoriek van een stevige staatshervorming. Door deze accommodatiestra-tegie van CD&V steeg de issue salience van het thema staatshervorming spectaculair. Figuur 1 toont het aantal artikels dat per maand het woord staatshervorming en communautair bevatte in De Morgen, De Standaard en Het Nieuwsblad. Trek een denk-beeldige lijn door het midden van de horizontale as en je ziet als het ware twee aparte figuren. Van januari 2002 tot mei 2007 bevatten de drie kranten samen maandelijks gemiddeld zo’n 30 artikels het woord staatshervorming en gemiddeld 58 het woord communautair. Tijdens de periode van juni 2007 tot en met september 2010 steeg het gemiddelde naar 161 artikels voor het woord staatshervorming en 157 voor het woord communautair, oftewel het vijf- en drievoudige.Figuur 1: Het aantal arti-kels dat de woorden staatshervorm* en communautair* bevatte in DM, DS en HN (2002-2010). De accommodatiestrategie (in tegenstelling tot het negeren) van CD&V zorgde voor een stijging van de issue salience van het thema staatshervorming en de
issue owners van dit thema - het kartel CD&V/N-VA - wonnen hiermee ook de verkiezingen in 2007. Nadat de CD&V geen re-sultaten boekte met betrekking tot de staatshervorming omwille van de felle weerstand van de Franstalige partijen zegde de N-VA haar steun aan het kartel en de regering op in 2008. Door zich af te zetten van de regering en vast te houden aan haar principes kon de N-VA zich sindsdien in toenemende mate als enige geloofwaardige issue owner van het thema staatshervor-ming profileren.3 De toege-nomen polarisatie en de sterke profilering van N-VA bezorgde de partij ongeziene verkiezings-overwinningen in 2009 en vooral 2010. Twee belangrijke nuanceringen dienen zich aan. Ten eerste laten kiezers zich niet altijd door de politieke en media-agenda leiden. Tijdens de regionale en Europese verkiezingen van 2009 was de financiële crisis bij-voorbeeld het belangrijkste stembepalende thema en speelde de staatshervorming een veel beperktere rol (Deschouwer et al., 2010). Ten tweede bieden theorieën over issue salience en issue ownership geen afdoende ver-klaring waarom juist VB en LDD het slachtoffer zouden zijn van de doorbraak van N-VA. Weliswaar betekende de dominantie van het thema staatshervorming in combinatie met de economische crisis dat de thema’s waarvan het VB issue owner is - zoals immigratie en law and order - in mindere mate aan bod kwamen. Toch bood de politieke impasse en het dalend politiek wantrouwen kansen voor populistische partijen. Het was echter de N-VA die hiervan profiteerde, wat deels kan worden verklaard door het cordon sanitaire en de interne perikelen binnen VB en LDD.
Het cordon sanitaire en de zelfdestructie van VB en LDD:
Hoewel het cordon sanitaire door het VB jaren werd omschreven als hun levensverzekering, blijkt dat deze indam-mingstactiek op termijn toch de relevantie van de partij heeft aangetast. De jarenlange uitsluiting en de weten-schap dat het VB wellicht nooit aan de macht zal komen in combinatie met twee partijen - LDD en N-VA - die voor een stuk dezelfde thema’s aankaarten, heeft wellicht geleid tot de electorale neergang van de partij (Rummens & Abts, 2009). Van alle kiezers die in 2007 voor het VB stemden schakelde ongeveer 15% over naar N-VA en 8% naar LDD tijdens de regionale en Europese verkiezingen in 2009 (Pauwels, 2011b). De N-VA is de partij waaraan het VB veruit de meeste stemmen heeft verloren. Het is niet ondenkbaar dat deze switch nog groter was tijdens de fede-rale verkiezingen van 2010. Opmerkelijk is ook dat de N-VA in 2009 kiezers aan-trok die tamelijk sterk op die van het VB geleken: kiezers met politiek wantrouwen, een negatieve houding tegenover migranten en die meer Vlaamse autonomie wilden. Eén opvallend verschil heeft betrekking tot de scholingsgraad. Daar waar VB kiezers laaggeschoold zijn, hebben N-VA kiezers eerder een hogere scholingsgraad. Dit zou misschien verklaard kunnen worden door het feit dat de N-VA niet populistisch is maar eerder een elitair karakter vertoont.Ten tweede heeft het cordon sanitaire en de electorale afkalving van het VB ook voor interne spanningen gezorgd binnen de partij. Discussies over de te volgen strategie (cordon sanitaire doorbreken of niet) en zelfs openlijke ruzies maakte het VB kwetsbaar terwijl de N-VA profiteerde. Een-zelfde patroon zagen we bij LDD waar het gebrek aan organisatie tot een reeks eindeloze interne twisten leidde. Enkele maan-den voor de verkiezingen in 2009 was er onder meer de affaire rond een privédetective die Dedecker had ingehuurd om Open Vld’er K.de Gucht te volgen.Daarenboven kwam dan nog het moddergevecht tussen LDD en Open Vld omtrent de zaak Vijnck.
Ongeveer 20% van de kiezers die voor de campagne in 2009 voor LDD planden te stemmen, besloten uiteindelijk over te scha-
kelen naar N-VA (Pauwels, 2011a). Dit kan deels verklaard worden door een gebrek aan competentie, integriteit en interne co-hesie binnen LDD (Clark, 2009). Beide partijen trokken in 2009 overigens kiezers aan die sceptisch stonden ten aanzien van immigranten en politiek wantrouwend waren. Gezien de interne problemen bij LDD voortduurden in de aanloop naar de federale verkiezingen in 2010 is de kans reëel dat deze partij verder werd opgeslorpt door N-VA.
Het leiderschap van De Wever
Tot slot lijkt ook het leiderschap van De Wever cruciaal om het succes van zijn partij te verklaren. Hoewel N-VA nog over en-kele andere kopstukken beschikt, was het toch De Wever die voortdurend in de media kwam. Met zijn oratorisch talent en hu-mor wist hij vele kiezers te overtuigen. Bovendien heeft De Wever sinds enige tijd ook bewust gekozen om in de populaire me-dia te verschijnen. Via zijn humor en kennis die hij dagelijks bij het immens populaire televisieprogramma De slimste mens kon etaleren, wist De Wever kiezers aan te spreken die minder politieke interesse hebben. In een systeem met opkomstplicht, waar dus ook mensen met weinig politieke interesse geneigd zijn een stem uit te brengen, is dit niet onbelangrijk. Het belang van het leiderschap voor de N-VA kan indirect aangetoond worden door de verkiezingsuitslag van de partij te vergelijken voor de Kamer en de Senaat. De N-VA kon als enige Vlaamse partij een significant hogere score voor de Senaat voorleggen (31,7%) in vergelijking met de Kamer (27,8%), wat vermoedelijk verklaard kan worden door het feit dat De Wever op de Senaatslijst stond. Uitgezonderd sp.a (15,3 versus 14,6%) scoorden alle andere Vlaamse partijen slechter voor de Senaat dan voor de Ka-mer. Het belang van De Wever in het succes van N-VA mag dan ook niet onderschat worden.
CONCLUSIE
In dit hoofdstuk ging ik dieper in op de evolutie van het populisme in Vlaanderen. Jarenlang had VB een monopolie op populisme. Door de maatschappij te beschouwen als twee gescheiden homogene en antagonistische groepen, ‘het pure volk’ tegen de ‘cor-rupte elite’, en door te beweren dat politiek een uitdrukking moet zijn van de algemene wil van het volk, profiteerde deze na-tionaal populistische partij van de kartelvorming van de politiek, de verminderde politieke steun en een demystificatie van de openbare functie.Sinds 2007 kreeg VB echter concurrentie van de neoliberaal populistische partij LDD.Het populisme in Vlaan-deren verschilt in die hoedanigheid niet al te veel van dat in haar buurlanden. Net als in heel Europa is het nationaal po-pulisme (FN, BNP, PVV) een stevige bedreiging ge-worden voor de traditionele partijen terwijl neoliberale populistische partijen (ND, LPF, FPd) eerder kortstondige fenomenen bleken te zijn. Dit laatste kan gedeeltelijk verklaard worden door het feit dat ze geen ‘nieuwe’ ideologie formuleren zoals nationaal populistische partijen dat wel doen. Hoewel de PvdA in Vlaanderen vermoede-lijk als sociaal populistisch getypeerd kan worden, blijkt deze partij niet levensvatbaar op federaal niveau. Voorbeelden in Ne-derland en Duitsland tonen echter aan dat dit niet onmogelijk is.Vervolgens werd beargumenteerd dat de N-VA niet thuishoort in het rijtje van populistische partijen zoals VB en LDD. Enerzijds zet de N-VA zich af van ‘het kiezersbedrog’ van de ‘machts-partijen’ wat de partij reeds stemmen heeft opgeleverd bij kiezers die het vertrouwen in de traditionele partijen hebben ver-loren. Anderzijds zijn gevestigde partijen zoals CD&V ook objectieve bondgenoten om meer Vlaamse autonomie te bereiken. Bovendien vertoont De Wever eerder elitaire trekken en ziet hij zichzelf niet als de spreekbuis van het volk.Toch werd er ge-argumenteerd dat de N-VA als functioneel equivalent dient voor de populistische partijen in Vlaanderen. Enerzijds is de partij erin geslaagd om haar thema’s op de politieke en media-agenda te plaatsen. Ten tweede heeft het cordon sanitaire en de inter-ne twisten, bij zowel VB als LDD, de populistische partijen fel verzwakt.Deze verzwakking op de rechterzijde heeft de rode loper uitgerold voor De Wever die met zijn oratorisch talent en leiderschap inmiddels een dominante positie heeftveroverd in het Vlaamse politieke landschap. Het is echter geen evidentie dat de N-VA zulke positie zal kunnen behouden.