The Band met Bob Dylan in 1974, v.l.n.r. Richard Manuel, Robbie Robertson, Rick Danko, Bob Dylan, Levon Helm. Niet zicht-baar op de foto: Garth Hudson. The Band was een Canadees-Amerikaanse rockband, die onder die naam bestond van 1968 tot 1976 en daarna in gewijzigde samenstelling van 1983 tot 1999. Ze maakten voor het eerst naam in de tweede helft van de jaren zestig als begeleidingsgroep van Bob Dylan. Ze werden later op eigen kracht zeer invloedrijk als vertolkers van
Americana en zorgden mede voor het opnieuw populair worden van diverse vormen van Amerikaanse traditionele muziek. In hun muziek versmolt country met folk, blues en rock-'n-roll.
Beschrijving
The Band bestond uit de Canadezen Robbie Robertson (gitaar, piano), Richard Manuel (piano, mondharmonica, drums, saxo
foon, keyboard, zang), Garth Hudson (keyboard, piano, clavinet, accordeon, synthesizer,saxofoon), Rick Danko (basgitaar,
viool, trombone, zang) en de uit Arkansas afkomstige Levon Helm (drums, mandoline, gitaar, basgitaar, zang). Naast hun 'vas-te' instrument (hier als eerste genoemd) bespeelden zij allemaal veel andere instrumenten, zodat zij vaak van plaats wissel-den. Vooral de klassiek opgeleide Hudson was een buitengewoon veelzijdig musicus. Zijn wonderlijke orgelklanken gaven de muziek een speciale klankkleur die door velen is nagebootst, maar door weinigen geëvenaard. Manuel, Danko en Helm, elk met een zeer markant stemgeluid, deelden de vocale partijen en Robertson, die zelden zong, was de voornaamste componist en tekstschrijver. Hun producer John Simon (wel het zesde Band-lid genoemd)nam ook als sessiemuzikant aan de opnamen deel.
De stijl kenmerkte zich, vooral op hun eerste albums, door hun beheersing van allerlei instrumenten en hun aan gospelmu-ziek ontleende manier van zingen, waarbij zij de melodielijnen aan elkaar overgaven. Samen met bands als The Allman Brot-hers Band, The Byrds, The Flying Burrito Brothers, The Grateful Dead, Creedence Clearwater Revival, Buffalo Springfield,
Poco en Little Feat zorgde The Band voor een kritisch en vernieuwend geluid en een commercieel succes dat later werd op-gepakt en verder gepolijst door onder meer The Eagles.
Geschiedenis
Eerste jaren
The Band formeerde zich voor het eerst onder de naam The Hawks, als begeleidingsbandv.d. uit Arkansas afkomstige rock-
abillyzanger Ronnie Hawkins, een populaire grootheid in Canada met Toronto als basis. De groep maakte zich in 1964 los van Hawkins en trad op onder allerlei namen. Aanvankelijk noemden ze zich The Levon Helm Sextet - het zesde lid was saxofo-nist Jerry Penfound (1937-1994). Later heetten ze Levon and the Hawks en The Canadian Squires. Ze hadden weinig succes totdat Bob Dylan hun verzocht mee te werken aan een tumultueuze serie concerten in 1965 die Dylans transitie van "folkie" naar "rocker" markeerden. Vanwege deze concerten is hij lange tijd door folkpuristen verguisd. Toen Dylan langere tijd uitgeschakeld was door een motorongeluk trok de groep zich min of meer noodgedwongen terug in Big Pink, het huis dat zij huurden in Woodstock in West Saugerties in de staat New York. Levon Helm, die de groep enige tijd had verlaten en vervan-gen was door Sandy Konikoff en later Mickey Jones, voegde zich toen weer bij hen. Hier namen ze met Dylan de vaak ge-kopieerde Basement Tapes op en kozen ze hun nieuwe groepsnaam. Hoewel ze hun eerste platencontract met Capitol Records tekenden als The Crackers ("it was a silly name", erkende Helm later), werd het uiteindelijk de even bescheiden als onbe-scheiden naam The Band.
Albums
Hun eerste echte studioalbum, Music From Big Pink (1968), genoemd naar het huis waarin ze in Woodstock woonden en werk-ten, werd enthousiast ontvangen. Het bevatte drie nummers van Dylan (Tears Of Rage, I Shall Be Released en het samen met Rick Danko geschreven This Wheel's On Fire) en een klassieker van Robertson, The Weight, die later deel ging uitma-ken van de soundtrack van de film Easy Rider. Het werd hun bekendste nummer. Na het succes van Music from Big Pink ver-
trok The Band naar Los Angeles om in de studio van een van Sammy Davis jr. gehuurd huis het vervolg-album op te nemen:
The Band (1969).
Het hele album, van de "rustieke" hoes tot de nummers en hun arrangementen, was een afwijzing van de toentertijd prevale-rende hippie-cultuur van Californië. Het bevatte songs over het 'platteland', de Amerikaanse Burgeroorlog (The Night They Drove Old Dixie Down) en de arme landarbeiders die hun lot aan de vakbonden in handen gaven (King Harvest Has Surely Come). Dit album, door de kleur van de hoes ook bekend als "the Brown album", wordt algemeen als het hoogtepunt van hun werk beschouwd. Na het uitbrengen van hun tweede album volgde een tournee waarin ze voor het eerst zelf de hoofdact wa-ren. De hieruit voortkomende spanningen, het meest gevoeld door Robertson die ze probeerde te bestrijden met hypnose, hadden grote invloed op hun volgende album waarvan de titel Stage Fright (1970) boekdelen spreekt. Volgens sommigen was dit het laatste 'klassieke' werk van The Band en stelde al het volgende enigszins teleur. Van Cahoots (1971) was een aantal songs gewijd aan de toenemende ongerustheid voor de toekomst van de aarde, maar ondanks deze duidelijke milieubood-schap werd dit album minder goed ontvangen dan de vorige. De groep leek in een creatieve impasse te verkeren. Dat bleek ook uit de volgende twee albums. Op het live-album Rock Of Ages (1972), opgenomen tijdens een concert op oudejaarsavond 1971, werd gebruikgemaakt van een uitbundige blazerssectie onder leiding van Allen Toussaint. De muziek werd opzwepend uitgevoerd, maar de enige nog onbekende song Get Up Jake dateerde al uit de tijd van het "brown album". Ook geen nieuw eigen werk bracht Moondog Matinee (1972), dat uitsluitend covers van beroemde songs van anderen bevatte. Pas met Nor-thern Lights - Southern Cross (1975) bleek dat de impasse was overwonnen, zoals bij het nummer Acadian Driftwood, waarin The Band als vanouds schitterde in het aan elkaar doorgeven van lange melodielijnen. Niettemin had de vermoeidheid toege-slagen, vooral bij Robertson die het leven 'on the road' "a goddamn impossible way of life" noemde. Ook andere Bandleden bleken slecht opgewassen tegen de druk die hun status als megasterren met zich meebracht: Manuel raakte verslaafd aan
alcohol en Danko aan drugs. Hun laatste studio-album Islands (1977) vertoont dan ook alle sporen van een werk dat uitslui-tend vanwege contractuele verplichtingen tot stand is gekomen, al staat er ook een gedenkwaardig nummer op als The Saga of Pepote Rouge.
The Last Waltz
Op initiatief van vooral Robbie Robertson besloot The Band in 1976 zichzelf als groep op te heffen en zich te richten op indi-viduele projecten, al zagen ze dat toen niet als een definitief einde van de samenwerking. De bandleden namen afscheid in Winterland in San Francisco met een groots concert "The Last Waltz" op 24 november, de Amerikaanse nationale feest-dag Thanksgiving. Hierbij werd The Band geholpen door een compleet orkest en een lange lijst van gasten onder wie Ronnie Hawkins, Bob Dylan, Muddy Waters, Neil Young, Joni Mitchell, Dr. John (Mac Rebennack), Van Morrison, Eric Clapton, Paul Butter-field, Neil Diamond, Ronnie Wood, Ringo Starren de dichter Lawrence Ferlinghetti, die het gedicht Loud Prayer
voordroeg. Het concert werd op film opgenomen door Martin Scorsese en tezamen met interviews en enkele studioopnamen, waaraan ook The Staple Singers en Emmylou Harris deelnamen,uitgebracht als film The Last Waltz en een driedubbel album.
Na nog het bovengenoemde studio-album Islands en een speciale, door Richard Manuel gezongen versie van de klassieker
Georgia On My Mind voor presidentskandidaat Jimmy Carter gingen de bandleden uit elkaar.
Problemen
Op het hoogtepunt, rond 1970, stond The Band in zeer hoog aanzien bij een grote groep muzikale fijnproevers, maar bijna nog meer bij popcritici en collega-muzikanten. Zo verklaarde Eric Clapton, die geregeld met hen samenwerkte, meer dan eens dat hij het allerliefst lid van The Band zou zijn geworden. Voor het publiek waren ze een groep ijverige musici zonder ste-rallures, die liever hard met elkaar werkten aan perfectionering van hun songs dan achter drank en vrouwen aan te gaan. Later werd duidelijk dat ook zij toch niet ongevoelig waren voor de aandacht van groupies en de verlokkingen van drank en drugs. Ook hier ging dit gepaard met een verlies aan frisheid en creativiteit. Vooral Richard Manuel en Rick Danko konden hun verslaving moeilijk de baas. Toen Robbie Robertson te kennen gaf dat hij genoeg had van het rondtrekken met "this alcoholic freakshow", leidde dit het einde in van The Band in zijn oorspronkelijke samenstelling, ook al werd dat einde groots gevierd. Het feit dat Robertson op grond van zijn rol als songwriter de rechten op het merendeel v.de composities opeiste,
zou later een bron van veel onenigheid tussen de leden worden. De anderen hadden er spijt van dat zij na het uiteenvallen van The Band hun rechten voor een eenmalige afkoopsom aan Robertson hadden verkocht. Vooral tussen Helm en Robertson kwam het heel lang niet meer goed. Helms argument was dat de songs van de Band het resultaat waren van intensief groeps-werk en dat de speciale 'sound' van de groep in gezamenlijkheid tot stand kwam. Pas toen Robertson hem op 15 april 2012 op zijn sterfbed bezocht (Helm overleed vier dagen later) kwam een verzoening tot stand.
Solo
Na The Last Waltz gingen de leden van The Band ieder hun eigen weg, al waren ze ook op elkaars albums te horen. Als solo-artiest was Robbie Robertson aanvankelijk het meest succesvol van de vijf, als producer (Beautiful Noise van Neil Diamond) en als schrijver van soundtracks voor films van Scorsese, alvorens in 1987 terug te keren als muzikant met een goed ontvan-gen en naar hemzelf genoemd soloalbum. Ook zijn tweede album Storyvillewas artistiek geslaagd. Het geeft een indruk hoe de muziek van The Band zich misschien zou hebben ontwikkeld als de groep in ongewijzigde samenstelling was blijven voort-bestaan. Toen hij zijn Indiaanse afkomst ging onderzoeken, leidde dit tot twee albums waarin hij probeerde een synthese tot stand te brengen tussen de muziek van de Native Americans en de rockmuziek. Levon Helm boekte succes als acteur in
Coal Miner's Daughter (een biografische film over Loretta Lynn) en maakte met wisselend resultaat een aantal soloalbums. Voor zijn laatste prestaties op dit gebied, Dirt Farmer, Electric Dirt en Ramble At The Ryman, waarin hij zijn oude vorm weer teruggevonden had, ontving hij in 2008, 2009 en 2011 Grammy Awards.Ook de andere Band-leden bleven muziek maken,
zij wisselden sessiewerk af met optredens. Rick Danko bracht ook enkele soloalbums uit. Ook Garth Hudson deed dat, samen met zijn vrouw Maud Hudson. De muziek die de wendbare muzikant Hudson maakt, heeft weinig meer te maken met die van The Band.
The 'reunited' Band
In 1983 werd The Band, zonder Robertson, door Levon Helm weer bij elkaar gebracht en begon weer te toeren in een acht-mansformatie: Levon Helm, Rick Danko, Richard Manuel en Garth Hudson, aangevuld met Earl Cate (gitaar), Ernie Cate (key-boards), Ron Eoff (basgitaar) en Terry Cagle (drums). Tijdens een van deze tournees, op 4 maart 1986, pleegde Richard Manuel zelfmoord in een hotelkamer in Florida. Als zanger was Manuel nauwelijks te vervangen (ondanks de hulp van Blondie Chaplin in de rest van dat jaar), maar als pianist werd hij opgevolgd door Stan Szelest, oud-lid van The Hawks, die op zijn beurt op 20 januari 1991 overleed door een hartaanval. Hij werd tijdens een tournee vervangen door Billy Preston, die op dat moment echter zoveel problemen met justitie had, dat hij niet kon ingaan op de uitnodiging om vast lid van The Band te wor-den.The Band bleef ook na Manuels dood optreden, maar de roem van vroeger was voorbij. Ze werden meestal geboekt voor voorprogramma's van andere artiesten, waar de oorspronkelijke Band zelf de hoofdact was geweest. Rond 1990 werd voor het platenlabel Sony een nieuw album Tombstone opgenomen, met als producer en songwriter Jules Shear, die naast Danko en Helm ook een deel van de zang voor zijn rekening nam. Het album werd nooit uitgebracht, onder meer door de dood van Szelest tijdens de opnamen en ook omdat Sony het nieuwe materiaal verwierp. Sony schoof diverse andere songschrijvers naar voren, maar in plaats daarvan vroeg The Band om ontbinding van het contract met Sony. Pas in 1993 bracht The Band, voor het eerst sinds The Last Waltz en Islands, weer een album uit: Jericho. Na het mislukte Tombstone was de groep te-ruggekeerd naar de herkenbare mix van rock-, country- en popmuziek met een stevige ritmische basis. The Band bestond nu uit Helm, Danko en Hudson met drie nieuwe leden: de Amerikanen Randy Ciarlante (drums, zang) en Jim Weider (gitaar) en de Canadees Richard Bell (piano). De laatstgenoemde had deel uitgemaakt van de begeleidingsband And Many Others van Ronnie Hawkins (na The Hawks) en later van The Full Tilt Boogie Band van Janis Joplin. Net als op de volgende albums High On The Hog (1996) en Jubilation (1998), die eveneens vooral covers en weinig nieuw materiaal bevatten, was de muzikale uit-voering op Jericho vlekkeloos, maar ontbrak volgens velen de 'ware geest'. Het leek erop dat The Band zonder Robbie Ro-bertson niet in staat was nieuw materiaal te componeren dat de vergelijking met hun eerste albums kon doorstaan. Rober-tson gaf te kennen dat hij de nieuwe Band alle goeds toewenste, maar dat hij zich in een andere richting had ontwikkeld en niet meer mee wilde doen. Levon Helm, die nog lang met verbittering over hem sprak, zou dat ook niet geaccepteerd hebben. Toen The Band in 1994 werd opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame, traden Robertson, Danko en Hudson daarbij op, maar Helm was niet aanwezig. Op 10 december 1999 verloor The Band nog een lid toen Rick Danko op 56-jarige leeftijd stierf na een leven vol drugsproblemen. Daarmee was de groep definitief ten einde. Richard Bell (61), die sinds 1991 lid van The Band was geweest, stierf op 15 juni 2007 aan de ziekte van Kahler. Levon Helm (71) overleed op 19 april 2012 aan de gevolgen van de keelkanker waartegen hij al sinds 2005 vocht, zodat van de vijf oorspronkelijke leden alleen Robertson en Hudson nog in leven zijn.
Eerbewijzen
The Band (in de oorspronkelijke samenstelling) werd in 1989 ingevoerd in de Canadian Music Hall of Fame en in 1993 in de
Discografie
Vóór The Band
-
Uh-Uh-Uh / Leave Me Alone, single, Ware, 1964 (The Canadian Squires)
-
The Stones I Throw / He Don't Love You, single, Atco, 1965 (Levon and the Hawks)
-
Go Go Liza Jane / He Don't Love You, single, Atco, 1968 (Levon and the Hawks)
-
From Bacon Fat to Judgement Day, Other Peoples Music, 2011 (documentaire uitgave van 8 cd's en 1 dvd over Levon and the Hawks)
The Band
-
Music from Big Pink, Capitol, 1968
-
The Band, Capitol, 1969
-
Stage Fright, Capitol, 1970
-
Cahoots, Capitol, 1971
-
Rock of Ages (live), Capitol, 1972
-
Moondog Matinee, Capitol, 1973
-
Northern Lights - Southern Cross, Capitol, 1975
-
Islands, Capitol, 1977
-
The Last Waltz (live / studio), Warner, 1978
-
To Kingdom Come: The Definitive Collection (compilatie), Capitol, 1989
-
Across the Great Divide (compilatie, 3 cd set), Capitol, 1994
-
The Band - A Musical History (compilatie, 5 cd + dvd set), Capitol, 2005
Naast deze albums zijn van The Band talloze compilaties, "Best of"-albums, live-concertopnamen en illegaal opgenomen bootlegs verschenen.
The Band ('reunited')
-
Jericho, Pyramid, 1993
-
High on the Hog, Pyramid/Rhino, 1996
-
Jubilation, River North, 1998
The Band / Bob Dylan
-
Planet Waves, Asylum, 1974
-
Before the Flood (live), Asylum, 1974
-
The Basement Tapes (opn. 1967-75), Columbia, 1975
Rick Danko
-
Rick Danko, Arista, 1977
-
Danko/Fjeld/Andersen (met Jonas Fjeld en Eric Andersen), Mercury/Polygram, 1991
-
Ridin' on the Blinds (met Jonas Fjeld en Eric Andersen), Grappa, 1994
-
In Concert, Woodstock, 1997
-
Live on Breeze Hill, Woodstock, 1999
-
Times Like These, Breeze Hill, 2000 (postuum)
-
Cryin' Heart Blues, Other People's Music, 2005 (postuum)
-
Tin Angel, Floating World, 2011 (compilatie, 2 cd's)
Levon Helm
-
Levon Helm & The RCO All-Stars, ABC, 1977
-
Levon Helm, ABC, 1978
-
American Son, MCA, 1980
-
Levon Helm, Capitol, 1982
-
Souvenir, Woodstock, 1997
-
The Ties That Bind (compilatie), Raven, 1999
-
Dirt Farmer, Vanguard, 2007 (Grammy Award 2008, Best Traditional Folk Album)
-
Electric Dirt, Dirt Farmer Music / Vanguard, 2009 (Grammy Award 2010, Best Americana Album)
-
Ramble At The Ryman, Vanguard, 2011 (Grammy Award 2011, Best Americana Album)
Garth Hudson
-
The Sea to the North, Breeze Hill, 2001
-
Live at the Wolf, Other People's Music, 2005
Richard Manuel
-
Whispering Pines, Other People's Music, 2002 (compilatie, postuum)
Robbie Robertson
-
Robbie Robertson, Geffen, 1987
-
Storyville, Geffen, 1991
-
Music for the Native Americans, Capitol, 1994
-
Contact from the Underworld of Red Boy, Capitol, 1998
-
Classic Masters (compilatie), Capitol, 2002
-
20th Century Masters (compilatie), Universal, 2006
-
How To Become Clairvoyant, 429 Records, 2011
Jim Weider
-
Big Foot, Moon Haw, 1998
-
Remedy, Moon Haw, 2002
-
Percolator, Moon Haw, 2005
-
Pulse, Moon Haw, 2009
DVD's
-
Classic Albums: The Band, Eagle Rock, 1997
-
The Band - The Authorized Biography, Capital Cities/ABC Video, 2000